Belastingen zijn ‘hot’: niet om ze te betalen, maar om de betaling ervan te optimaliseren. Zo kunnen fiscale partners in bepaalde gevallen voordeel behalen door in hun aangifte inkomstenbelasting over 2022 hun gezamenlijke box 3-vermogen anders te verdelen dan volgens de voorheen gebruikelijke 50:50-verdeling. Dat kan zolang de belastingaanslag nog niet onherroepelijk vaststaat.
Tot die conclusie komt René Bruel, bedrijfseconoom en financieel planner van ABN Amro MeesPierson, in een analyse die deze week verscheen. Zijn bijdrage viel nagenoeg samen met een brief van staatssecretaris Van Rij van Fiscaliteit aan de Tweede Kamer (zie bijlage). Daarin laat de bewindsman weten de deur te openen naar een nieuwe, meer werkbare variant van de forfaitaire box-3 heffing.
Bruel van ABN Amro MeesPierson wijst erop dat het kabinet op grond van het roemruchte ‘kerstarrest’ van de Hoge Raad over box 3, aan belastingplichtigen rechtsherstel biedt. Dat gebeurt met de zogenoemde ‘forfaitaire spaarvariant’ (‘nieuwe berekening’ genoemd). Dit forfaitaire rendement is een door de Belastingdienst verondersteld rendement op sparen, beleggen en rente op schulden.
Effect van rechtsherstel
De Belastingdienst berekent hoeveel box 3-heffing verschuldigd is volgens de methode zoals die in 2022 in de belastingwet stond (‘oude berekening’). Dat wordt dan vergeleken met de uitkomst bij de toepassing van de nieuwe berekening. Valt die laatste berekening gunstiger uit, dan telt het lagere belastingbedrag. Maar valt de oude berekening gunstiger uit, dan hoeft de belastingplichtige niet bij te betalen. Want dan geldt namelijk de belasting volgens de oude berekening. In het geval van fiscale partners beoordeelt de Belastingdienst dit voor iedere partner apart.
Bij de oude berekening zorgt een 50:50-verdeling tussen fiscale partners ervoor dat de vermogensschijven – met oplopende rendementspercentages – gelijkmatig worden opgevuld. Daarom is zo’n verdeling in de aangifte sinds 2017 gebruikelijk. Maar door de manier waarop het door het arrest van de Hoge Raad ingegeven rechtsherstel uitwerkt, zijn fiscale partners nu met een ‘scheve’ verdeling onder omstandigheden per saldo beter af, stelt Bruel.
Wat je met verdeling kan bereiken
Volgens hem is er een voordeel te behalen door het gezamenlijke vermogen na aftrek van het gezamenlijke heffingvrije vermogen (2022: 101.300 euro) zodanig te verdelen dat de ene partner met de oude berekening precies binnen de eerste (of tweede) vermogensschijf blijft. Hierdoor zal de belasting volgens de oude berekening voor die partner lager uitvallen dan volgens de nieuwe berekening. En de andere partner krijgt hierdoor zoveel vermogen toebedeeld, dat zijn of haar gemiddelde rendementspercentage onder de oude berekening juist hoger uitkomt dan bij de nieuwe berekening. Als gevolg hiervan wordt de lagere belasting - bij deze nieuwe berekening - voor één van de partners van toepassing.
Belangrijk hierbij is volgens Bruel de vraag hoeveel voordeel behaald kan worden door een andere verdeling van de totale vermogensmix, zijnde de verdeling tussen spaargeld, overige bezittingen en eventuele schulden, alsook de omvang van het totale gezamenlijke vermogen.
Bruel wijst erop dat bij de oude berekening het forfaitaire rendementspercentage oploopt naarmate vermogen in een hogere vermogensschijf valt. Hij stelt dat als het belaste gedeelte van het vermogen binnen de eerste vermogensschijf van 50.650 euro valt, dat het rendementspercentage dan beperkt blijft tot circa 1,82 procent. Is daarentegen sprake van een belast vermogen van 962.350 euro per persoon, dan vult men zowel de eerste als de tweede vermogensschijf op en komt het gemiddeld rendementspercentage op 4,23 procent - bestaande uit 50.650 euro x 1,82 procent + 911.700 euro x 4,37 procent. Dat maakt circa 4,23 procent over de totale 962.350 euro. De financial planner van de bank stelt dat hoe groter het aandeel spaargeld in de mix, hoe lager het gemiddelde percentage en andersom.
Voordeel vanaf een bepaald vermogen
Zolang het gemiddelde rendementspercentage bij de nieuwe berekening lager is dan het gemiddelde percentage in de eerste vermogensschijf bij de oude berekening van circa 1,82 procent, is er sowieso geen voordeel te behalen door het wijzigen van de vermogensverdeling. Maar als het aandeel spaargeld minder is dan twee derde, dan kan een scheve verdeling wél zin hebben. Maar dan moet het vermogen wel een bepaalde omvang hebben, zegt Bruel.
Maar dat heeft alleen zin als de partner die het grootste deel van het vermogen krijgt toebedeeld daardoor bij de oude berekening op een hoger gemiddeld rendementspercentage uitkomt dan het (constante) percentage bij de nieuwe berekening. Waardoor bij diegene de nieuwe berekening een lagere belasting oplevert. Bij een vermogensmix die bestaat uit 65 procent spaargeld en 35 procent overige beleggingen is dat pas het geval wanneer het gezamenlijke vermogen meer dan 200.000 euro bedraagt, stelt Bruel van ABN Amro MeesPierson in zijn analyse.