Volgend jaar verandert het tarief voor de vermogensrendements-heffing, wordt het fiscaal gefaciliteerde pensioen van de dga uitgefaseerd en doet het zogenoemde UBO-register zijn intrede.
Kijk je naar wat er verandert op het gebied van vermogensregie dan is volgend jaar misschien wel de opvallendste wijziging dat box 3-heffing vanaf 1 januari flink op de schop gaat.
Bij de heffing van belasting op vermogenswinst werd voor het gemak altijd uitgegaan van een rendement op dit vermogen van 4 procent. Over deze 4 procent moest vervolgens 30 procent vermogensrendementsheffing betaald worden, wat neerkwam op een effectieve belastingdruk van 1,2 procent.
Lange tijd was dat prima, maar sinds de rente op spaarrekeningen zo laag is, voelt dit niet meer rechtvaardig. De overheid heeft hier iets aan willen doen door vanaf 1 januari 2017 drie schijven in te voeren die elk een ander fictief rendement kennen. De gedachte hierachter is dat mensen met meer vermogen meer beleggen en dus waarschijnlijk een hoger rendement zullen maken.
De plannen gaan ervan uit dat op een vermogen van meer dan een miljoen 5,39 procent rendement gemaakt kan worden. Verschillende vermogensbeheerders zetten hier vraagtekens bij. Zij stellen dat dit aanzet tot risico nemen omdat een dergelijk rendement met bijvoorbeeld een defensief profiel waarschijnlijk niet behaald zal kunnen worden.
Er zijn uiteraard wel mogelijkheden box 3-vermogen omlaag te brengen. Wie dit wil, kan bijvoorbeeld besluiten voor 1 januari 2017 een bedrag te schenken, nog snel voor 1 januari grote aankopen of uitgaven te doen die eigenlijk voor daarna gepland stonden of bijvoorbeeld de vrijstelling voor groene beleggingen te benutten. Voor 2016 geldt een box 3-vrijstelling voor groene beleggingen tot 57.213 euro.
Daarnaast kan het fiscaal aantrekkelijk zijn vermogen onder te brengen in een bv of een vrijgestelde beleggingsinstelling, een vbi. Al wordt per 1 januari ook het forfaitaire rendement voor vbi’s verhoogd naar 5,39 procent, wat boxhoppen minder interessant maakt.
Pensioen van de dga
Wat ook verandert, dat is dat het vanaf volgend jaar voor dga’s niet langer mogelijk is een fiscaal gefaciliteerd pensioen in eigen beheer op te bouwen. De oude regeling voorzag erin dat dga’s een pensioenvoorziening op de balans van hun bv mochten opnemen (de fiscale voorziening). De jaarlijkse toevoeging mocht van de vennootschapsbelasting worden afgetrokken.
De hoogte van de fiscale voorziening was meestal echter niet gelijk aan het bedrag dat ook daadwerkelijk als pensioenpot binnen de bv moest worden aangehouden om dit pensioen te zijner tijd te kunnen uitkeren (de commerciële voorziening).
Dit kwam doordat bij het bepalen van de commerciële voorziening onder meer gerekend moest worden met de marktrente en bij het bepalen van de fiscale voorziening uitgegaan wordt van een rekenrente van 4 procent.
Bij een lage rentestand, zoals nu, moet in werkelijkheid dus veel meer geld binnen de bv worden aangehouden dan op de balans als fiscale voorziening is opgenomen. Als gevolg hiervan kwam veel geld als het ware vast te zitten in pensioen-bv’s. Coen van den Bedem van het kenniscentrum van Van Lanschot bestempelde de regeling daarom al als ‘een gedrocht’.
Om afkoop aan te moedigen krijgen ondernemers die hun pensioen afkopen daarbij nu korting op te betalen inkomstenbelasting. Afkoop hoeft slechts voor de fiscale waarde. Wie dit doet, krijgt in 2017 een korting van 34,5 procent op de grondslag voor de loonheffing, in 2018 van 25 procent en in 2019 van 19,5 procent.
Een nadeel blijft dat de belasting over het geld dat naar privé gehaald wordt, onmiddellijk moet worden voldaan. De ondernemer moet deze liquiditeit wel kunnen missen.
Een alternatief voor afkoop is de fiscale pensioenvoorziening van de dga binnen de bv om te zetten in een spaarvoorziening. Een voordeel hiervan is dat het geld niet in één keer naar privé gehaald wordt.
Een punt van aandacht is de positie van de partner. In de meeste gevallen zal deze toestemming moeten geven voor afkoop of omzetting van het pensioen. Deze geeft daarmee namelijk bepaalde rechten op, die pas bij overlijden of een echtscheiding zichtbaar worden.
UBO-register
Wie veel geld in een bv heeft zitten en niet wil dat iedereen kan zien van wie die bv is, kan er nu nog mee volstaan een tweede aandeelhouder aan te stellen. In het register van de Kamer van Koophandel staat dan simpelweg niet vermeld wie de aandeelhouders zijn. Maar mogelijk is dat straks afgelopen.
Vanaf eind juni volgend jaar is Nederland op grond van Europese regelgeving verplicht een register bij te houden waarin opgezocht kan worden wie er een belang heeft van 25 procent of meer in ondernemingen die gevestigd zijn in de EU. Dit is het zogenoemde UBO-register dat eigendomsstructuren moet blootleggen met als doel witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan.
In beginsel kan iedereen het register straks raadplegen, al moet hij zich registreren en zal hij een vergoeding moeten betalen. Wie hier niet op zit te wachten, kan besluiten zijn vermogen onder te brengen in een lichaam dat geen cijfers hoeft te publiceren, maar verder fiscaal hetzelfde wordt behandeld als een bv, zegt Erik Willems van multi-family office De Rentmeesters uit Arnhem. De beschikbare opties zijn dan een commanditaire vennootschap (een cv) of een fonds voor gemene rekening (een fgr).
Dit artikel is gepubliceerd in het Fondsnieuws-magazine Investment Outlook 2017 dat op 14 december is verschenen.