Fiscale partners die vermogenstaks betalen kunnen in sommige gevallen hun belastingaanslag over 2021 verlagen door hun vermogen onderling anders te verdelen dan zij eerder hebben gedaan. De hersteloperatie van de heffing in box 3 voor de belastingaangiftes van vorig jaar biedt die kans.
De aangifte inkomstenbelasting over 2021 is dit voorjaar gewoon doorgegaan, ondanks het kerstarrest waarmee de Hoge Raad de vermogensrendementsheffing buiten werking stelde. De fiscus had te weinig tijd om de vooraf ingevulde aangiftes nog aan te passen.
Forfaitaire spaarvariant
Maar belastingplichtigen krijgen vanaf deze maand de kans om opnieuw aangifte te doen over 2021. De Belastingdienst heeft de belasting op sparen en beleggen opnieuw berekend, volgens de zogeheten forfaitaire spaarvariant. Die is ontwikkeld als tijdelijke heffing na het arrest van de Hoge Raad. Als de nieuwe berekeningswijze gunstiger uitpakt voor de belastingplichtige, verlaagt de dienst de aanslag over 2021. Het omgekeerde, een hogere aanslag door de forfaitaire spaarvariant, blijft achterwege.
Anders dan individuele belastingbetalers kunnen fiscale partners de uitkomst van de herberekening beïnvloeden door de oorspronkelijke verdeling van hun vermogen in de nieuwe aangifte te wijzigen. De fiscus beoordeelt namelijk voor elke fiscale partner apart of de oude dan wel de nieuwe berekening gunstiger uitpakt. Bij de bank voor vermogende particulieren ABN Amro MeesPierson heeft René Bruel de gevolgen van zo’n aangepaste vermogensverdeling in kaart gebracht.
Werkelijke vermogensmix
Het verschil tussen de oude en de nieuwe berekening van de vermogensrendementsheffing is dat bij de oude werd uitgegaan van een veronderstelde verdeling van het vermogen tussen sparen en beleggen, terwijl bij de nieuwe de werkelijke vermogensmix het uitgangspunt is. De fiscus gebruikt in beide berekeningen veronderstelde rendementen op enerzijds sparen en anderzijds beleggen.
Omdat het oude systeem ervan uitging dat belastingplichtigen meer beleggen naarmate zij meer vermogen hebben en de veronderstelde opbrengst van beleggen hoger is dan van sparen, hebben belastingbetalers met grotere vermogens en relatief veel spaargeld het meeste profijt van de nieuwe berekeningswijze.
Dat geldt ook voor fiscale partners. Als die circa 67 procent of meer van hun vermogen op de bank hebben staan, is dit voordeel altijd groter dan wanneer zij hun onderlinge verdeling aanpassen, becijferde Bruel.
Voordeel varieert
Wie echter minder spaart dan 67 procent kan vanaf een bepaald vermogen een belastingvoordeel behalen door te schuiven in die verdeling. Dat voordeel varieert van 15 euro bij iets meer dan twee ton vermogen en 65 procent spaargeld tot 3051 euro bij 8,8 miljoen euro vermogen en 5 procent spaargeld. De stelregel is dat naarmate het spaaraandeel kleiner is, het vermogen groter moet zijn om profijt te trekken van een andere vermogensverdeling over de fiscale partners.
Het meest opmerkelijke uit zijn onderzoek vindt Bruel dat de Belastingdienst in sommige situaties meteen concludeert dat er voor belastingplichtigen niets verandert met de forfaitaire spaarvariant, omdat de dienst uitgaat van de in de eerdere aangifte gemaakte vermogensverdeling. ‘Terwijl je misschien toch een voordeel kunt behalen door de verdeling aan te passen’, zegt de vermogensplanner. Dat moeten belastingplichtigen dan zelf uitzoeken.
Het mechanisme achter de voordelige vermogensschuif is dat de ene fiscale partner een relatief klein deel aangeeft. Dit blijft belast worden in de lagere schijven van de oude box 3. De rest van het vermogen valt bij de andere partner onder de forfaitaire spaarvariant.
Copyright: Het Financieele Dagblad, 9 augustus 2022