Door Olena Velychko, CFA, ESG-analist bij Nordea Asset Management
Het hoge prijskaartje van lage kledingprijzen
De groei van ‘fast fashion’ - goedkope kleding die op snelle wijze wordt geproduceerd door grote ketens - heeft de wereldwijde kledingproductie de afgelopen vijftien jaar doen verdubbelen, terwijl over dezelfde periode kleren 36 procent [1] minder worden gebruikt.
Dezeoverconsumptie van kleding wordt in de hand gewerkt door een steeds groter aanbod van collecties, kortere doorlooptijden en lagere prijzen. Kleren verliezen sneller hun waarde doordat ze als minder modieus worden gezien, zodra er een nieuwe collectie uitkomt. En door de lage prijzen - die inmiddels de norm zijn geworden - kunnen consumenten de inhoud van hun kleerkast gemakkelijk om de haverklap vervangen. Het gevolg is een koopcyclus die de hele kledingindustrie doordringt en nefast is voor de werknemers.
Om de cyclus te begrijpen, moeten we eerst bekijken hoe de kleding zo goedkoop geproduceerd kan worden. De verkoopprijzen geven de werkelijke milieu- en arbeidskosten niet goed weer. In hun zoektocht naar goedkope markten, halen fast fashion bedrijven hun arbeidskrachten uit landen als Bangladesh, Myanmar of Ethopië – waarvan sommige een lager handelstarief op kleding toelaten door hun status als laag ontwikkeld land (LCD).
Vaak is binnen deze markten het wettelijke minimumloon niet voldoende om van te leven. venHet aanbod van laaggeschoolde arbeidskrachten is groot, maar de arbeidskansen zijn beperkt wat resulteert in een slechte onderhandelingspositie over hun loon ten opzichte van de fabrieken. Ondernemingen die nauwelijks voldoen aan de minimumloon drempel dragen niet bij tot het maatschappelijk welzijn of de economische groei.
Het berekenen van de materiële impact om leefbaar loon uit te betalen
Het duurzame beleggingen team van Nordea heeft een beraming gemaakt van de impact die een verhoging van de lonen tot het niveau van het leefbare loon zou hebben op de fabrieksprijzen (de prijzen die aan de producenten worden betaald voor kant-en-klare kledingstukken). De gemiddelde maandlonen van fabrieksarbeiders werden berekend aan de hand van de looncijfers van H&M,[2] de enige grote kledingproducent die looncijfers over zijn toeleveringsketen publiceert. Wij hebben de recentste ramingen voor leefbare lonen van de Global Living Wage Coalition [3] gebruikt, met uitzondering van Turkije en Cambodja, waarvoor we gebruik hebben gemaakt van WageIndicator.org.
De grootste kloof tussen de uitbetaalde gemiddelde lonen en door ons begrootte leefbare loon bevindt zich in Bangladesh, waar de lonen zouden moeten worden verdubbeld om het niveau van het leefbare loonte halen. Daarna volgt India, waar afhankelijk van de regio, de lonen met 40 procent zouden moeten stijgen. In Indonesië en Cambodja zouden de lonen met 15 tot 25 procent moeten stijgen. China is het enige land in de studie waar arbeiders in kledingfabrieken meer verdienen dan het geraamde leefbare loon, met een overschot van 35 procent.
De potentiëleimpact dat het bereiken van leefbare lonen zou hebben op de prijzen die aan de toeleveranciers worden betaald, hangt sterk af van de landen van herkomst. Bedrijven die met hun leveranciers niet over leefbare lonen praten en zich op dit moment beperken tot de minimumlonen, zouden de fabrieksprijzen met 6 tot 13 procent zien stijgen.
Wanneer de minimumlonen of de tot stand gekomen lonen via collectieve arbeidsovereenkomsten stijgen, heeft dat dezelfde impact op alle kopers. Ook merken die zich niet hebben toegelegd op het betalen van leefbare lonen, worden toch gedwongen om meer te betalen aan de fabrieken. Dat is volgens ons een factor die de winsten van de sector op lange termijn onder druk zal zetten, vooral bij bedrijven die het probleem niet aanpakken.
Hoe kunnen ondernemingen duurzaam worden?
Ondernemingen die naar leefbare lonen willen toewerken, kunnen dat op verschillende manieren doen. Zij kunnen blijven zoeken naar landen met nog goedkopere arbeidskrachten, maar de risico’s zijn groot en het kan veel tijd en investeringen vergen, bijvoorbeeld om werknemers op te leiden en het managen van culturele conflicten[4]. Anderzijds kunnen ze ook proberen hun eigen operationele efficiëntie te verbeteren om de hogere kosten op te vangen. Bedrijven kunnen ook hun inspanningen richten op deleveranciers. Dit kan door op fabrieksniveau normen op te leggen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, het personeelsverloop te verminderen en de gezondheid en motivatie van de werknemers te verbeteren. Op die manier kunnen ze de productiviteit en de kwaliteit verhogen. Een andere optie is het bewustzijn bij de consumenten te vergroten, zodat klanten bereid zijn om meer te betalen voor hun kleding. Ten slotte kan geïnvesteerd worden in O&O om de dure en niet-duurzame factoren in hun toeleveringsketens te vervangen en producten efficiënter op de markt te brengen[5].
Het kan voor een bedrijf economisch zinvol zijn om het steeds belangrijker wordende ESG-risico van lonen onder de leefbare drempel aan te pakken. Onze visie is dat bedrijven het risico moeten benaderen via sectorale initiatieven en door hun inkooppraktijken zo bij te stellen dat leveranciers zelf ook de mogelijkheid krijgen om leefbare lonen te betalen. Ondernemingen zouden er ons inziens ook baat bij hebben om met hun leveranciers samen te werken om de productiviteit en de kwaliteit te verbeteren, vooral in landen waar fabrieken lastig producten met toegevoegde waarde kunnen leveren. Dat zou ook in het belang van de onderneming zelf zijn, aangezien het de transparantie over de strategie en het proces vergroot.
In het algemeenkan een duurzaam antwoord op de uitdaging van lonen onder de leefbare drempel helpen om zowel de eigen activiteiten als die van de leverancier efficiënter te maken. Zulke maatregelen zouden de transparantie van producten en/of diensten tegenover de klanten vergroten. Naarmate de consument steeds meer duurzamere kledingkeuzes gaat maken, zullen de inspanningen om de kwestie van de leefbare lonen aan te pakken steeds meer voor het voetlicht komen, met een kans het proces naar een meer duurzame merkwaarde te versnellen.
[1] Ellen McArthur Foundation, A new textiles economy: Redesigning fashion’s future (2017).
[2] H&M, H&M Group Sustainability Report (2018)
[3] De methode-Anker is een algemeen aanvaarde en gepubliceerde nieuwe methode om een raming te maken van een leefbaar loon die zowel internationaal vergelijkbaar als lokaal specifiek is. Ze werd ontwikkeld door deskundigen Richard Anker (ex-IAO) en Martha Anker (ex-WGO).
[4] New York University’s Stern Center for Business and Human Rights, Made in Ethiopia: Challenges in the Garment Industry’s New Frontier (2019)
[5] Eg. Levi Strauss (2018) ‘Project F.L.X. Redefines the Future of How Jeans Are Designed, Made and Sold’