Dit jaar is binnen de EU de CSRD in werking getreden, de Corporate Sustainability Reporting Directive. Vanaf dit jaar moeten steeds meer bedrijven rapporteren over hun impact op mens en klimaat.
Nu ben ik er erg voor dat het bedrijfsleven werk maakt van de grote transitie-opgaven waar de mensheid de komende decennia voor staat, waaronder de klimaattransitie, en toch heb ik een wat ongemakkelijk gevoel bij deze wet. Het gaat best een grote inspanning kosten om deze rapportages goed te doen. Hoge kosten, veel menskracht, een gouden tijd voor boekhouders en accountants. Maar zijn we ook zeker van de opbrengst?
Onzeker beleidsinstrument
Boekhoud- en/of transparantieverplichtingen worden ingezet als beleidsinstrument. Je ziet het vaker gebeuren. Het wordt door beleidsmakers gezien als een relatief licht instrument om verandering te bewerkstelligen, door de marktwerking niet te verstoren maar de markt juist transparanter te maken. Maar de vraag is of het instrument effectief is. Inzicht en een goede boekhouding leiden niet automatisch tot verandering.
Transparantie leidde tot hogere topinkomens
Er komen bij mij twee voorbeelden naar boven, die de twijfel versterken omtrent dit type beleid. Het eerste voorbeeld is de openbaarmaking van topinkomens. De beleidsbedoeling was dat deze openbaarmaking tot matiging van de topinkomens zou leiden. De grote inkomensverschillen tussen de werkvloer en de managementtop zouden zichtbaar worden en wellicht tot verontwaardiging leiden, waarna het gevolg zou zijn een verkleining van deze inkomensverschillen.
Het was een interessante hypothese, maar de werkelijkheid ontwikkelde zich anders. Topmanagers vergeleken hun posities onderling, en dit leidde tot een opdrijvend effect omdat niemand minder wilde verdienen dan zijn collega. Het beleid had zich dus beter rechtstreeks op het beperken van de topinkomens kunnen richten.
Witwasbestrijding of criminaliteitsbestrijding
Het tweede voorbeeld is van een wat andere categorie. In het kader van de criminaliteitsbestrijding wordt veel aandacht besteed aan het tegengaan van witwassen. De gedachte daarachter is dat als criminelen niets met hun criminele geld kunnen, het ook weinig zin heeft om crimineel te zijn. In het kader van die witwasbestrijding zijn de banken tot poortwachter benoemd. Zij moeten hun klanten goed kennen en hun transacties goed monitoren op ongebruikelijke geldstromen.
Inmiddels werken er bij de Nederlandse banken ongeveer 15.000 mensen aan en die kosten bij elkaar 1,5 miljard euro per jaar. Omdat ze hun poortwachtersfunctie niet op orde hadden zijn ook boetes uitgedeeld van samen ook ruim boven de €1 mrd. Heel veel Nederlanders hebben zich inmiddels kunnen ergeren aan het feit dat hun bank hun de hemd van het lijf vraagt en het openen van een nieuwe rekening veel ingewikkelder heeft gemaakt. Er is geen enkel bewijs dat deze inspanningen en deze boetes van de poortwachters hebben geleid tot minder criminaliteit in Nederland.
Misschien is het dus verstandiger om alle menskracht en geld veel rechtstreekser in te zetten op de criminaliteit zelf. Bijvoorbeeld door de drugsimporten in de Nederlandse havens beter af te vangen, of vastgoedfraude beter op te sporen. Met 15.000 mensen en €1,5 miljard moet je toch heel wat kunnen doen. De politie en de douane zouden al heel blij zijn met een deel van die getallen.
Angstig beleid of beleid met durf
Dat brengt mij terug bij mijn twijfel over de inzet van dit administratieve type beleid. Een beleid dat vooral veel bureaucratie veroorzaakt, en daarmee irritatie, en heel weinig zekerheid geeft omtrent het resultaat.
Ik vrees dat niemand kan kwantificeren wat het transitie-effect zal zijn van de CSRD. Het kan net zo goed negatief als positief uitpakken. Als de irritatie leidt tot polarisatie van opvattingen over de noodzaak van de transitie, is zo’n negatieve reactie niet eens denkbeeldig. Het is niet te kwalificeren als beleid dat zich op ervaringsfeiten kan beroepen.
Ik vrees dat dit beleid van boekhoudkundige aard vooral een achtergrond van politieke angst heeft. De politiek durft niet te kiezen voor instrumenten waarvan iedereen ziet dat ze rechtstreeks effect hebben. Dat effect zou immers direct weerstand op kunnen roepen, en lukt het dan nog wel als beleidsmaker om je rug recht te houden.
Conclusie: natuurlijk moet een boekhouding deugen en helpt het om kennis en inzicht te verwerven over de impact van wat een bedrijf in de wereld veroorzaakt. Maar misschien verdient het toch prioriteit om de transitie zelf rechtstreeks in beweging te zetten. We hebben maar heel weinig tijd voor de grote transities waar we voor staan: de energie-, de voedsel- en de materialen-transitie.
De beperkte middelen die we hebben in tijden van arbeidsschaarste en schaarste aan middelen voor alle investeringen die gedaan moeten worden, moeten zo effectief en efficiënt worden ingezet. En volgens mij pleit dat voor een heel lichte invulling van de CSRD, en een krachtig beleid dat direct aangrijpt en de transities bij het bedrijfsleven begeleidt en afdwingt.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij bestuurder bij NLFI. Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.