DA1_8096.jpg

In maart 1972 bracht de uitgeverij Aula zijn 500e pocket uit: het rapport van de Club van Rome, Grenzen aan de groei. Het werd verkocht voor 2,50 gulden. Ik ben in het gelukkige bezit van een eerste druk van dat boekje, en het verhaal maakte grote indruk op de middelbare scholier die ik toen was.

Inmiddels ben ik vijftig jaar verder, en dankzij mijn loopbaan bij de rijksoverheid ben ik ook heel veel rapporten en beleidsnota’s verder.

Ik lees nu anders dan toen, maar ik herlas recent “Grenzen aan de groei” met grote bewondering. Het is uiterst toegankelijk geschreven, in alle rust wordt uitgelegd wat exponentiële groei betekent, en er wordt met de systeemconstructie van een wereldmodel geschetst dat bevolkingsomvang, voedsel, natuurlijke hulpbronnen, vervuiling en kapitaal allemaal elementen zijn van een planetair systeem dat niet onbegrensd is.

Ik weet relatief goed wat een computer in 1970 kon, dat is helemaal niets vergeleken met de tegenwoordige tijd, en natuurlijk is het model een eerste wetenschappelijke poging om een dergelijke modellering te doen, maar het lukt in het rapport wel om aan de hand van dat model een aantal scenario’s te schetsen waaruit belangrijke boodschappen volgen voor alle beleidsmakers in de wereld. Met veel nadruk op materialenschaarste en voedsel. Een paar citaten van aanbevelingen die nog steeds actueel zijn:

  • Nieuwe methoden van afvalverzameling, om de vervuiling te beperken en het afgedankte materiaal voor recirculatie beschikbaar te maken;
  • Efficiënte methoden voor recircularisatie om de snelheid waarmee hulpbronnen uitgeput raken te beperken;
  • Verbetering van productontwerpen gericht op vergroting van de levensduur en gemakkelijke reparatie….;
  • Bruikbaar maken van zonne-energie, de meest vervuilingsvrije krachtbron;

Het is 1971 als het rapport wordt gefinaliseerd en op een aantal conferenties wordt gepresenteerd waar het deels positief, deels kritisch wordt ontvangen. Ook die kritiek wordt netjes in het nawoord beschreven. 1971 is ook het jaar dat de Nederlandse rijksoverheid voor het eerst een plek geeft aan het milieubeleid, zoals mooi is beschreven in het boek dat vorig jaar uitkwam: “Aandacht voor het alledaagse, 50 jaar milieubeleid in beeld”. In het begin van de jaren zeventig stond het denken over het klimaatbeleid nog in de kinderschoenen. De Club van Rome schetst wel de groei van de CO2-uitstoot, maar zet klimaat en biodiversiteit nog niet hoog op de aandachtslijst. 

Verder dan klimaatprobleem 

We zijn nu vijftig jaar verder, en we zien dat het bewustzijn over de planetaire grenzen mondiaal sterk leeft, maar zich nogal eenzijdig richt op het klimaat. Mede daarom heeft de denktank DenkWerk, waar ik deel van uitmaak, in het meest recente rapport “Voorbij netto-nul naar planeet-positief” geprobeerd het integrale denken van de Club van Rome weer centraal te zetten.

Vijftig jaar na het rapport van de Club van Rome weten we veel meer, kennen we de onderlinge afhankelijkheden van de mondiale systeem-elementen ook veel beter, maar kunnen we niet erg trots zijn op wat we in die vijftig jaar hebben bereikt, ook al hebben we een aantal exponentiële ontwikkelingen weten af te vlakken.

Aansluitend op het gedachtegoed van het Stockholm Resilience Centre zijn inmiddels vijf van de negen planetaire grenzen overschreden. DenkWerk pleit daarom voor het gelijktijdig inzetten op drie grote systeemtransities: een voedseltransitie, een energietransitie en een materiaaltransitie, die niet alleen de negatieve trends weten te stoppen, maar ook inzetten op hersteltrajecten. Deze drie zijn aan elkaar verbonden. Zo zijn voor een succesvolle energietransitie, schaarse materialen nodig in een omvang die vandaag de dag niet voorradig lijkt. DenkWerk kijkt naar de planetaire voetafdruk van Nederland, maar ook binnen Nederland zijn we al diverse systeemgrenzen overschreden, met name als het gaat om de kwaliteit van de bodem en de biodiversiteit. 

Rol kapitaalverschaffers

Heeft dit alles ook een directe economische betekenis? De Club van Rome wijst nadrukkelijk op de betekenis van de aanwending van kapitaal. Kapitaalverschaffers kunnen richting geven aan economische ontwikkelingen, en daarmee bijdragen aan een duurzaam verblijf van de mensheid op deze planeet. Maar de kapitaalverschaffer zal zich ook rekenschap moeten geven van waar de verliezers zitten in de mondiale transities die zich onvermijdelijk zullen gaan manifesteren. Het is niet voor niets dat de Europese Centrale Bank en ook De Nederlandsche Bank meer en meer oog hebben voor de stabiliteitsbedreigingen die uitgaan van het potentieel negeren van de noodzaak van de transities die DenkWerk op een rijtje heeft gezet. De afgelopen vijftig jaar is er te weinig gebeurd. Dat kunnen we ons de komende vijftig jaar niet nog eens veroorloven.

Bernard ter Haar heeft als topambtenaar op diverse ministeries gewerkt, waaronder het ministerie van Financiën en van SZW. Op dit moment is hij werkzaam bij ABDTopconsult van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Hij is tevens lid van de denktank DenkWerk. In zijn bijdragen voor Fondsnieuws schrijft hij maandelijks over de verhouding tussen markt en staat.

 

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Column
FD Article
No