De Tweede Kamer verkiezingen zijn in aantocht. Het CPB heeft weer een doorrekening gemaakt van de verkiezingsprogramma’s, althans van de programma’s die daarvoor aangeleverd werden. Er is echt wat te kiezen, was de conclusie van het CPB. En ja, je ziet wel enige verschillen in de in- en output van de verschillende politieke partijen. Maar dramatisch is het allemaal niet. Ik denk niet dat er een grote verontrusting van uitgaat voor de gemiddelde Nederlander. De focus op de effecten voor de komende vier jaar filtert het zicht op alle transformaties en transities waar Nederland en de wereld inzitten eenvoudig weg. Zodat partijen niet beoordeeld worden op de resultaten die zij met hun programma zouden bereiken op de energietransitie, de woningnood of het vastlopen van de zorg, en ook straffeloos het nationaal groeifonds kunnen schrappen, weinig extra of zelfs minder aan onderwijs denken te kunnen uitgeven, en ook al moeiteloos in de Kamer kunnen beslissen tot minder internationale studenten en het versoberen van het fiscale regime voor kennismigranten.
Transities en hun dramatiek ontdek je niet op de korte termijn
Het CPB had dit keer het begrijpelijke excuus dat er te weinig tijd was voor het bekijken van langetermijneffecten. Maar inzicht in langetermijnontwikkelingen gaat goeddeels verloren als je alleen kijkt naar de ontwikkelingen voor een korte periode. Laat ik dan maar eens uit de losse pols een langetermijnontwikkeling schetsen en daarmee iets laten zien van de dramatiek van de toekomst van Nederland. Het is een beknopte berekening op basis van een paar simpele aannames, die zich verder baseren op de demografie van Nederland met een oplopende vergrijzing en sterk toenemende kosten van de zorg voor ouderen. Die demografie is uitvoerig beschreven in het DenkWerk rapport Migratie als motor, zie www.denkwerk.online.
De politieke partijen willen allemaal graag de migratie beperken. Neem aan dat dat redelijk lukt, en we in 2040 ruim een half miljoen inwoners meer hebben dan nu. Het macro aantal gewerkte uren in Nederland blijft dan constant. Als ook de arbeidsproductiviteitstijging blijft hangen op het huidige (lage) niveau van 0,3 procent, dan is het reële bbp in 2040 net iets minder hard gegroeid dan de bevolking, namelijk met ongeveer 5 procent. De verdeling van het bbp is wel heel anders dan nu. De zorgconsumptie is ongeveer 80 miljard euro hoger. De extra woningen, de infrastructuur en de energietransitie vragen de komende decennia minstens 30 miljard euro extra investeringen per jaar. Dat betekent dat, exclusief die extra zorgvraag en met inbegrip van het gestegen bbp, de consumptie van de Nederlandse huishoudens, nu ongeveer 400 miljard, met ongeveer 80 miljard zou moeten dalen, dit restant te verdelen onder het gestegen aantal inwoners! Als dát de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s zou zijn, zou de gemiddelde Nederlander wel heel erg schrikken, denk ik, en de partijen zelf ook.
Hard werken aan het Nederlandse verdienvermogen
Zo’n sommetje als hierboven is natuurlijk geen uitkomst, maar de start van een discussie over het beleid dat we moeten voeren om de welvaart en de welvaartsverdeling in Nederland te kunnen beheersen. En dan is dit nog maar een heel partieel sommetje. Je zou heel graag een integraal beeld van Nederland in 2040 willen hebben, op basis van trends en mogelijke beleidskeuzes. Het sommetje maakt al wel zonneklaar dat het enorm zou helpen als het verdienvermogen van de Nederlandse economie fors zou groeien. Bijvoorbeeld door een sterke stijging van de arbeidsproductiviteit. Of door meer gewerkte uren. Of door een positieve beleidsselectie van bedrijvigheid met een hoog verdienvermogen en een negatieve selectie van sectoren met een laag verdienvermogen. Dan hebben we innovatie nodig, met een fors bedrag aan onderzoek en ontwikkeling. En dan hebben we goedgeschoolde werknemers nodig, uit binnen- en buitenland. Dat betekent een forse investering in de onderwijskwaliteit, en immigranten met kennis aantrekken, en niet afstoten. Toevallig veel posten die helemaal niet positief uitpakken in een doorrekening van het CPB, zodat de politiek er helemaal niet op wordt afgestraft, als ze deze keuzes achterwege laten.
Kunnen consumptiepatronen ook veranderen en is dat rechtvaardig?
Mijn simpele sommetje maakt duidelijk dat er druk komt te staan op de consumptie van de huishoudens in Nederland. Dat is trouwens al een tijdje aan de gang, door de verhoging van alle vaste lasten voor huishoudens, zodat er al minder ruimte is voor de variabele consumptie. Nu is het ook onvermijdelijk dat, in de transitie naar een wereldconsumptie die past binnen de planetaire grenzen, de consumptiepatronen zich aanpassen, met minder verspilling en meer duurzaamheid. Maar het is enorm opletten dat de druk op de consumptie niet terecht komt bij de mensen die al aan het minimum zitten. Ook dat is een onderdeel van het grote verdelingsvraagstuk waar we de komende decennia voor staan.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij bestuurder bij NLFI. Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.