Belangenorganisaties hebben er vaak mee te maken, verschillende leden in hun organisatie die een verschillend tempo van verandering voorstaan. Vanuit diverse ministeries heb ik de bijbehorende worsteling kunnen meemaken. Maar ook zag ik met grote regelmaat dat de branchevereniging dan maar koos voor het laagste tempo.
Ik heb er zelf ettelijke keren voor gekozen om in de zoektocht naar nieuw beleid in eerste instantie dan maar geen contact te leggen met de branchevertegenwoordiging, maar met een aantal individuele leden in de branche, waarvan bekend was dat zij open stonden voor een verstandig gesprek over dingen die moesten veranderen. Dat legde ik dan vervolgens ook aan de vereniging uit: jullie kiezen altijd voor jullie langzaamste lid, zo komen we nooit waar we moeten zijn.
De mensen tegen wie ik het zei, herkenden het vaak ook: tja, dat is de gemakkelijkste manier om de achterban een beetje bij elkaar te houden. De langzaamste leden staan met de mond namelijk vaak wel vooraan.
Een hoofdlijnenakkoord zonder tempo
Als we op dit moment kijken naar de Nederlandse politieke verhoudingen, zien we een vergelijkbaar beeld. De Nederlanders die de meeste moeite hebben met de transities waar we middenin zitten, en heel vocaal zijn over hun moeite, bepalen op dit moment het speelveld. Dan kan het gaan over de multiculturele samenstelling van onze bevolking, om de klimaat- en energietransitie, over de vereiste voedseltransitie, en alle andere dingen die in Nederland moeten veranderen om een beetje bij te blijven in de 21e eeuw.
De coalitie die nu een kabinet probeert te formeren heeft een hoofdlijnenakkoord gepresenteerd zonder tempo en heel veel stilstand. Het tempo wordt uit de energie- en klimaattransitie gehaald, de landbouwsector mag de ingeslagen doodlopende weg verder inlopen, de innovatiemiddelen worden geschrapt, op het onderwijs wordt bezuinigd, en de onvermijdelijke migratie wordt met grote angst en afgrijzen tegemoet getreden.
Dat is ook ongeveer wat de achterblijvers voor ogen stond bij de verkiezingen. Die koesteren een in hun herinnering verfraaid beeld van hoe Nederland ooit was, en hoe het dus weer zou moeten worden.
Concurrerend zijn betekent een stap voor lopen
Het is voor de positie van Nederland geen gunstige ontwikkeling. Nederland had en heeft nog steeds alle kansen om ook in de 21e eeuw een brede welvaart voor alle leden van de bevolking te verwerven en te behouden.
Maar dan moet er wel vooruit gedacht worden. Dan moet er met andere landen en andere werelddelen geconcurreerd kunnen worden met geavanceerde technieken, diensten en producten. Dan moet Nederland klaar zijn voor een fossielvrije samenleving en moet water, bodem en lucht in Nederland weer gezond gemaakt worden voor mens, landbouw en natuur.
Concurrerend zijn betekent net een stap sneller lopen dan de anderen, kansen zien en vervolgens ook pakken. Wie zichzelf stil zet zal nooit kunnen meekomen met degenen die hard doorlopen.
Achterblijvers moeten het tempo niet bepalen
Elke transitie kent koplopers, een peloton en een groep achterblijvers. Soms worden koplopers bewonderd. Maar als er gevestigde belangen op het spel staan, worden koplopers ook niet zelden verguisd en verdacht gemaakt.
Het kan leuk en avontuurlijk zijn om koploper te zijn, en passie en gedrevenheid over de kansen die er liggen of de veranderingsnoodzaak die wordt erkend zijn een sterke drijvende kracht, maar de onvermijdelijke weerstand die er ook is kost wel veel energie.
Het is eigenlijk wel bijzonder dat de achterblijvers in een vereniging, of de achterblijvers in de samenleving zoveel invloed hebben op de besluitvorming en dus op het tempo dat kan worden ingezet. In een democratisch orgaan zou toch een balans gevonden moeten kunnen worden tussen koplopers en achterblijvers in, en zou toch het vooruitzicht van een betere toekomst in plaats van een geïdealiseerd verleden een prikkel moeten zijn om meer op tempo te kiezen?
Blijkbaar is de solidariteit van kopgroep en peloton zo groot, dat eerder het tempo wordt ingehouden dan dat de achterblijvers, in alle transparantie en bijbehorende communicatie, voor het blok worden gezet. Waarbij die achterblijvers overigens vaak juist niet uitblinken in solidariteit met de andere groepen.
Burgers en bedrijven moeten tempo blijven maken
Het tempo dat in de Nederlandse samenleving nu nodig is om de lopende onvermijdelijke en spoedeisende transities op een gezonde manier te doorlopen komt op dit moment dus niet van de landelijke politiek. Het zou desastreus zijn als de andere spelers in de samenleving zich het gebrek aan tempo laten opleggen of zich achteruit laten sleuren door de achterblijvers.
In het bedrijfsleven leeft op dit moment heel breed de urgentie om te verduurzamen. Het is de enige manier om tegelijk de planeet levensvatbaar te houden en concurrerend te blijven. Ook veel burgers in de koplopergroep, maar ook in het peloton, zetten zelf dingen in beweging die de transities vooruit helpen. Het is te hopen dat dat de komende jaren in volle vaart door kan gaan.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij bestuurder bij NLFI. Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.