Waarschuwing: dit wordt een gevaarlijke column, omdat er kritische uitspraken worden gedaan over miljardeninvesteringen.
De afgelopen paar weken werden we blij verrast met nieuws van het kernenergiefront. Het Financieele Dagblad wist te melden dat Bob Mumgaard met zijn bedrijf CFS in het begin van het volgende decennium een werkende kernfusiecentrale zal hebben gebouwd, waarvan hij de stroom die er geproduceerd zal worden nu al heeft verkocht. Er is alleen nog wel een paar miljard dollar nodig voor de benodigde investeringen om deze centrale te kunnen bouwen.
Het klinkt als een enorme doorbraak. Toen ik midden jaren zeventig van de vorige eeuw aan mijn studie natuurkunde begon, was er ook al een groot optimisme over elektriciteitsproductie met behulp van kernfusie. Het zou nog zo’n vijftien jaar duren, maar dan was het toch zover. Dan is het toch mooi dat vijftig jaar later mensen het perspectief schetsen dat het nu binnen tien jaar kan gaan draaien. Ik geloof er alleen niets van.
In de afgelopen vijftig jaar zijn diverse technieken bedacht om een stabiel plasma te maken waarbinnen een kernfusiereactie opgewekt kan worden. Het is zelfs al gelukt om een paar seconden lang zo’n fusieproces gaande te houden. Maar misschien mag ik de vergelijking maken met de F1-auto van Max Verstappen. Je begrijpt niet dat die het de ene keer prima doet, en dan de volgende wedstrijd helemaal niet meer. Je had hem toch gewoon hetzelfde kunnen laten, denk je dan? De les is: ingewikkelde machines laten zich moeilijk temmen.
Een kernfusiereactor is veel ingewikkelder dan een auto. Ik ben er van overtuigd dat die zo moeilijk te temmen zal zijn, dat het echt ondenkbaar is dat kernfusie ooit voldoende schaal zal krijgen, dus met heel veel zeer ingewikkelde en dure centrales, om een zinvolle bijdrage te kunnen leveren aan ons energievraagstuk. Maar voor de fundamentele wetenschap zou het natuurlijk al prachtig zijn om een fusieproces een dag lang gaande te kunnen houden. En wij doen het dan maar met het aftappen van de kernfusiebron die iedere dag weer aan de hemel staat, en waarmee we tegenwoordig verbazend goedkope stroom kunnen maken.
Thorium als doorbraakoplossing?
Het andere nieuws deze weken kwam uit China, waar een werkende Thorium-gesmolten zout reactor is gebouwd. Is dat groot nieuws? Misschien toch niet helemaal. In de jaren zestig van de vorige eeuw stond in Amerika ook al zo’n reactor. Die moest alleen na een paar jaar dicht vanwege de enorme corrosie die door het zout werd veroorzaakt. En een centrale bouwen voor een paar jaar is natuurlijk niet erg rendabel. Sindsdien wordt er op tal van plekken in de wereld onderzoek gedaan naar materialen die minder corrosiegevoelig zijn. Bijvoorbeeld aan de TU Delft. Wie weet, gaat dat ook echt een keer lukken. Misschien is het in China zelfs gelukt. Maar voordat we dat weten moet zo’n apparaat wel eerst een flink aantal jaren gedraaid hebben.
Een Thoriumreactor hoeft overigens niet per se met gesmolten zout te functioneren. Het kan ook in types die zich beter laten vergelijken met de uraniumreactoren die nu gangbaar zijn. Het verhaal gaat dat in de vorige eeuw de Amerikanen gekozen hebben voor uraniumreactoren omdat die het plutonium produceren dat zij nodig hadden voor hun kernwapens. Met een Thoriumreactor krijg je die hoeveelheden plutonium er niet uit. Dat zou overigens voor meer risicomijdende mensen juist een aanbeveling zijn, denk ik. Maar al met al, ook dit nieuws is vooral onzekere toekomstmuziek, die al meer dan vijftig jaar in de lucht hangt.
Keuzes voor onbekende vergezichten
Wat is dan toch die magische aantrekkingskracht van kernenergie? Want met deze twee nieuwsberichten is nog lang niet het hele verhaal verteld. In Petten wordt op dit moment (met veel vertraging) gebouwd aan Pallas, een reactor niet voor energie maar voor de productie van medische isotopen. Kosten zijn minstens 2,5 miljard euro, maar onzeker is of er nog een markt is voor de gemaakte isotopen als hij ooit gaat draaien, omdat met andere technieken goedkoper isotopen gemaakt kunnen worden, en de medische wetenschap ook andere diagnostische methoden ontwikkelt.
En dan is er natuurlijk de politieke liefde voor kleine modulaire kernreactoren, de SMR’s, in het jargon. Daar wordt heel veel over geschreven, er wordt ook veel ontworpen, en zelfs al iets gebouwd dat misschien SMR mag heten, maar het duurt zeker nog decennia voordat ze voor de Nederlandse markt beschikbaar zouden kunnen komen. Dus wie verklaart de liefde voor een product dat nog niet bestaat en ook nog geen prijskaartje heeft?
Fascinatie voor onbegrepen technieken
Dit verhaal gaat over reactortechnieken die miljarden kosten, maar hoogst onzeker zijn op hun baten en toch veel aantrekkingskracht hebben. De les is dat mensen die beschikken over heel veel geld, hun eigen of dat van de belastingbetaler, zich te gemakkelijk laten fascineren door techniek die ze niet begrijpen. En laat ik dan maar pleiten voor meer nuchterheid en gezond verstand als het gaat om grote investeringen in ingewikkelde technieken. Bij deze. En laten we ook nog maar eens heel goed nadenken over de bouw van de uraniumcentrales, die sommige politieke partijen in het vizier hebben.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij bestuurder bij NLFI. Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.