Met de publicatie van het recente IPCC rapport over de klimaatcrisis is de wereld opnieuw (even) wakker geschud door de boodschap dat we echt onze omgang met de planeet aarde zullen moeten veranderen. Dat betekent dat het gedrag en activiteiten van burgers, bedrijven en overheden moeten worden aangepast. Kortom, de samenleving moet op de schop.
In een gezonde en veerkrachtige samenleving zijn het niet alleen wetten en regels die de kwaliteit van de samenleving borgen, maar vooral goed burgerschap. Mensen die voor elkaar opkomen, mantelzorg verrichten in de buurt, verenigingen oprichten voor sport en spel, hun afval netjes scheiden en uit bezorgdheid voor het klimaat zonnepanelen op hun dak laten installeren. Dat soort burgerschap, dat geworteld is in ons stelsel van waarden en normen, vinden we heel normaal. We weten ook dat het niet perfect werkt, omdat het doe-vermogen van de ene burger nu eenmaal kleiner is dan van andere burgers. Maar welk gedrag vinden we normaal als het om onze bedrijven gaat? En welke rol speelt de overheid in het regisseren van die gezonde en veerkrachtige samenleving?
Het is onvermijdelijk om vast te stellen dat de Nederlandse overheid een teleurstellend beeld laat zien van de eigen inzet. Veel woorden, weinig daden. Het kabinet Rutte 3 heeft gefaald bij de uitvoering van het Urgenda arrest over het klimaatbeleid, en de gezamenlijke kabinetten Rutte hebben Nederland achter in de rij van EU landen gemanoeuvreerd ten aanzien van hun duurzame energieproductie. Dit kabinet heeft zich uitgesproken voor circulaire landbouw, maar op dat vlak nog vrijwel niets tot stand gebracht. Het kabinet heeft zich uitgesproken voor een circulaire economie, maar is er niet eens in geslaagd om het programma voor duurzaam inkopen door de overheden, dat onder het kabinet Balkenende 4 was opgezet, en door het kabinet Rutte 1 terzijde was geschoven, weer van de plank te halen.
Bedrijfsleven
Ook bij de grote Nederlandse bedrijven zijn het veel woorden, en weinig daden. Veel bedrijven melden dat zij van harte proberen mee te werken aan de gezondheid en veerkracht van de samenleving. Maar zien we dat ook echt? Die vraag kwam ook weer naar boven naar aanleiding van een rapport van het SCP dit voorjaar over de klimaataanpak, waarin burgers aangeven dat zij menen dat de grote bedrijven heel veel kunnen doen aan de klimaataanpak, veel meer dan zijzelf, maar in de praktijk heel weinig doen, veel minder dan zijzelf. Dit beeld is misschien scherper dan de werkelijkheid, maar het tekent het gebrek aan geloofwaardigheid van het grote bedrijfsleven over hun werkelijke betrokkenheid bij maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Dat wantrouwen komt niet uit de lucht vallen. Er zijn veel voorbeelden van grote bedrijven waarbij woord en daad bepaald niet samenvallen. Ik herinner me prachtige filmpjes van Volkswagen over gedragsverandering ten behoeve van een beter milieu, terwijl datzelfde Volkswagen hoofdspeler in het dieselfraude schandaal was en deelnemer in een kartel dat probeerde de ontwikkeling van schone technologie tegen te houden. Of Shell, die CO2-compensatie aan de pomp belooft, maar jarenlang in al zijn scenario’s het belang van duurzame energie heeft gebagatelliseerd en via het financieren van lobbygroepen twijfel heeft gezaaid over de klimaatverandering. Of Rabo, die hoog op internationale indexen scoort als het gaat om duurzaamheid, maar in Nederland tot over de oren in de financiering van de meest milieuvervuilende bedrijfssector zit, zijnde de veehouderij. Overigens, diezelfde veehouderij, die een imago van het gezonde buitenleven hoog probeert te houden en zichzelf ziet als succesvolle exportsector, maar ondertussen flinke delen van Nederland aan het verstikken is met ammoniak en fijnstof. Of DSM, met duurzaamheid hoog in het vaandel, maar die ook grote belangen in de veevoerindustrie heeft. Meer algemeen, in bijna alle gevallen zien we pogingen van het bedrijfsleven om de negatieve externe effecten die zij veroorzaken af te wentelen op het collectief van de samenleving. Het lijkt dus niet best gesteld met het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de praktijk.
Groeiende discrepantie tusen woord en daad
Het is dan ook niet onlogisch dat er maatschappelijk ongeduld groeit ten aanzien van de discrepantie tussen woord en daad van het bedrijfsleven en de overheid als het gaat om hun maatschappelijke rol. Dat ongeduld zit echt niet alleen bij een klein links activistisch deel van Nederland, zie maar het hierboven genoemde SCP-onderzoek. En dan komt uiteindelijk onze rechtsstaat in beeld om de normen en waarden die worden beleden ook werkelijk af te dwingen, als het intrinsieke doe-vermogen klaarblijkelijk ontbreekt. Rechters moesten de overheid al dwingen. De klimaatuitspraak die Urgenda afdwong of de stikstofuitspraak die de MOB afdwong zijn daar voorbeelden van. Ook Shell is al door de rechter tot beleidsaanpassing gedwongen, maar in mijn optiek ligt ten aanzien van het bedrijfsleven veel meer een rol voor de overheid dan voor de rechterlijke macht.
Er zijn verschillende manieren waarmee de overheid dat doe-vermogen van het bedrijfsleven kan versterken. De overheid kan met wet- en regelgeving dwingender de maatschappelijke zorgplicht van ondernemingen en hun bestuurders vastleggen. MVO-Nederland heeft hiervoor in een brief aan de informateur van 15 april jl. gepleit, in het verlengde van een eerder voorstel van Jaap Winter c.s., ondersteund door een mooi gezelschap van bestuurders uit het bedrijfsleven. De overheid kan ook met fiscale prikkels proberen de eenzijdige fixatie op winstgevendheid van bedrijven (en hun aandeelhouders) te verkleinen. Kees Cools, Jaap de Keijzer en ikzelf hebben daar recent in de ESB voor gepleit. Wat in elk geval belangrijk is, en dat zit in deze beide voorstellen, is dat de discrepantie tussen woord en daad wordt weggenomen doordat we niet alleen de veelbelovende agenda’s voor 2030 en 2050 hoeven te lezen, maar dat ook in de jaarlijkse verantwoording van bedrijven transparant wordt gemaakt hoe de maatschappelijke zorgplicht in het afgelopen jaar is waargemaakt en bijvoorbeeld hoe een positief saldo aan externe effecten is bereikt. Internationaal is de beweging naar dit soort verantwoording al volop in ontwikkeling en worden er de standaarden voor ontwikkeld. Het zou mooi zijn als VNO-NCW en MKB-Nederland deze rapportageplicht in hun eigen agenda zouden omarmen. Dat maakt het voor de overheid ook gemakkelijker om deze wettelijk te verankeren.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij werkzaam bij ABDTopconsult van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ter Haar schrijft maandelijks voor Fondsnieuws over de relatie tussen overheid en markt.