Bernard ter Haar
14 1.png

Waar moet de ruimte vandaan komen voor twee miljoen nieuwe Nederlanders, met daarbij een miljoen nieuwe woningen, of een nieuwe infrastructuur voor energie, of voor natuurherstel? Nederland is al zo vol. 

Die vraag is niet beantwoord in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van 2020. Daar was weliswaar drie jaar lang aan gewerkt en gesleuteld, en had als ambitie om richting te geven aan de inrichting van Nederland onder het nieuwe wettelijke regime van de Omgevingswet, maar er stond geen enkele betekenisvolle richting in. Het was dan ook niet meer dan onvermijdelijk dat de minister voor Ruimte, Hugo de Jonge, een nieuwe Nota Ruimte aankondigde. Een nieuwe poging. Begin deze maand stuurde hij een Contourennotitie voor de Nota Ruimte naar de Kamer

Ruimte is geld

Keuzes in de ruimtelijke ordening gaan onvermijdelijk over grote belangen en over veel geld. Om met dat laatste te beginnen. Het grondbeleid is in Nederland streng gereguleerd. Met onder andere als gevolg dat de vierkante meter prijs van grond met een agrarische bestemming en van grond met een woonbestemming een factor honderd kan verschillen. 

Per meter 6 tot 8 euro voor landbouwgrond, 200 tot 800 euro voor grond met een woonbestemming. De prijs voor bedrijventerreinen ligt rond de 100 euro per vierkante meter. Opmerkelijk genoeg mogen zonneweides worden aangelegd op landbouwgrond. Dat is meteen een mooie illustratie van hoe groot de belangen zijn. Als zonneweides als bedrijfsactiviteit zouden worden beschouwd, zouden ze bijna nergens aangelegd kunnen worden. Een te hoge grondprijs.

Gevestigde en toekomstige belangen

Als het over grond gaat bestaat er een kluwen aan gevestigde belangen. Allereerst de agrarische belangen. Die zijn overigens maar beperkt financieel, zo veel geld wordt er in die sector niet verdiend, maar de emotionele belangen zijn heel groot, vooral omdat veel boerenbedrijven al lang familiebedrijven zijn. Een paar institutionele beleggers hebben ook grote grondposities. Verder zijn er natuurlijk de belangen van gemeenten en projectontwikkelaars. Er moet immers veel bijgebouwd worden aan huizen en utiliteitsbouw, veel grondposities zijn al dan niet speculatief al genomen voor de bestemmingsbeslissingen uit, en bij bouwen hoort ook het ontwikkelen van een gebied met bijbehorende kosten. 

Er zijn ook toekomstige belangen. Als er onvoldoende ruimte beschikbaar komt voor de nieuwe energie-infrastructuur, komt de energiezekerheid ernstig in gevaar, met alle gevolgen voor leven en werken. Voor de verduurzaming van het bedrijfsleven is dat een existentieel vraagstuk. En als er niet tijdig wordt bijgebouwd voor de komst van twee miljoen nieuwe Nederlanders, loopt Nederland vast in wonen,  in het verkeer, en in het kunnen gebruiken van water en licht. Er is ook een stil belang, dat zichzelf niet kan laten horen. De kwaliteit van de natuur en de biodiversiteit loopt al fors achteruit in Nederland. Als daar geen ruimte voor herstel voor wordt geschapen, bedreigt dat niet alleen de natuur, maar ook de aantrekkelijkheid van het leven van ons allemaal.

Afwegen van belangen vindt de politiek lastig

Vanwege die ingewikkelde kluwen van belangen liep de NOVI uit 2020 weg voor het geven van richting en het maken van keuzes. Gaat de Nota Ruimte van 2024 dat anders doen? Die vraag kan misschien al een beetje beantwoord worden door de Contourennotitie die deze maand is verschenen. En helaas, er is nog weinig richting te vinden. 

De uitdagingen zoals die hierboven zijn beschreven staan er helder in. De ambitie om daar iets aan te doen ook. Maar dat dat ook betekent dat er echt grote belangenverschuivingen nodig zijn staat er niet in. En de departementale verkokering sijpelt alweer door de tekst heen. Zo worden natuur en landbouw als bij elkaar horend geheel beschouwd, en het bedrijfsleven dat moet verduurzamen als een ander deel. Dat er een afweging in de economische structuur van Nederland moet worden gemaakt waarbij de landbouw één van de economische sectoren is die wellicht moet krimpen omdat er te weinig verdienvermogen wordt gerealiseerd wordt met zo’n indeling al bijna automatisch vermeden. Dan lezen we ook nog dat er meer ruimte moet komen voor natuur en landbouw. Terwijl het glashelder is dat de Nederlandse veeteelt de eerste is die zal moeten inschikken om de ruimte-eisen van alle andere belanghebbenden te kunnen realiseren. 

Nog lang studeren of gaan uitvoeren?

Als alle uitdagingen van de komende decennia vooral een theoretische oefening blijven die in mooie rapporten worden verwoord, wordt de confrontatie met de werkelijke noodzaak om echt te kiezen vooruit geschoven. Maar veel tijd hebben we niet. En wat ook geldt is dat de consequenties van nieuwe invulling van de ruimte een heel lange levensduur hebben. Alle wijken die nieuw worden gebouwd staan er in 2050 ook nog, in het dan hopelijk klimaatneutrale Nederland. 

Dat betekent dat vanaf nu de situatie van 2050 al bepalend moet zijn voor alle uitvoering. Maar voor die uitvoering is nog geen helder plan dat tegemoet komt aan alle toekomstige noden. Het kabinet is al begonnen aan een enorme woningbouw-ambitie zonder daarvan de betekenis te kennen voor het Nederland van 2050. Zo moet het dus niet: uitvoeren zonder plan, en daarnaast theoretische plannen laten maken zonder serieuze richting en keuzes. Beter is een praktisch, realistisch, eerlijk en toekomstgericht plan maken en dan dat zo snel als maar kan gaan uitvoeren. 

Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij werkzaam bij ABDTopconsult van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt. 

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Public
Article type
Column
FD Article
No