Bij elke economische disruptie zie je een herkenbaar patroon. De gevestigde orde schiet in de ontkenning, en probeert deze ontkenning zo wijd mogelijk te etaleren. De klimaatcrisis is daar een goed voorbeeld van. We hebben inmiddels decennia van klimaatontkenning door vertegenwoordigers van de status quo achter de rug, en helemaal voorbij is het nog steeds niet.
Een paar procent wetenschappelijke onzekerheid over de klimaatmodellen werd opgeblazen tot enorme proporties. De eigen belangen werden tot macro-economische onmisbaarheden gepresenteerd (bijv. “wij leveren de banen”). Alternatieve klimaatvriendelijke technologieën werden als te klein of kansloos weggezet.
En als ontkenning op meer en meer maatschappelijk verzet stuit, wordt vooral geprobeerd met een vorm van repressieve tolerantie tijd te rekken (“we erkennen het probleem, maar toon wat meer waardering voor alles wat we al aan verandering hebben gedaan, en denk aan onze concurrentiepositie”).
Trek je van ontkennende lawaai niets aan
Het is als beleidsmaker goed je van dit patroon bewust te zijn, en je van al het ontkennende lawaai weinig aan te trekken. Eenvoudig is dat niet. De gevestigde orde heeft een krachtige lobby, en de nieuwkomers hebben dat meestal nog niet. En welke politicus is niet gevoelig voor het argument dat er duizenden banen op het spel zouden staan (waarbij de nieuwe banen buiten beeld blijven)?
Toch ziet iedereen het als een taak van de overheid om de maatschappij op een ordelijke manier door de disruptie heen te leiden. De overheid heeft daar ook instrumenten voor. Via wet- en regelgeving kunnen normen worden gesteld, en zaken worden verplicht of verboden. De overheid kan nieuwe technieken subsidiëren of de maatschappelijke schade die door de ‘oude economie’ wordt aangericht van een prijs voorzien en die bijvoorbeeld via een heffing opleggen. Zo gaat het ook bij de klimaatcrisis.
Maar de overheid moet ook balanceren tussen de oude en de nieuwe wereld, en dat gaat ten koste van de kracht van diens leidende rol. Er is zodoende wel veel klimaatbeleid, maar het is niet genoeg. Dat geldt zeker in Nederland, maar ook wereldwijd.
Maakbaarheid van de samenleving
De overheid kan dus wel richting geven, maar de maakbaarheid van de maatschappij is de overheid slechts beperkt gegeven. En in landen waar de overheid meent dat dat anders is, worden burgers en bedrijven daar vaak de dupe van. Burgers en bedrijven moeten daarom ook zelf vooruit blijven denken en hun medeverantwoordelijkheid voor het herordenen van de maatschappij oppakken. Leiderschap kunnen we niet alleen bij de overheid beleggen.
Iedereen kan leiderschap tonen binnen zijn of haar verantwoordelijkheid. Het grote bedrijfsleven voorop. Daar is leiderschap immers een prominent thema, maar daar zitten ook veel gevestigde economische belangen. Het is belangrijk dat het private leiderschap dat van de overheid ondersteunt. Zich dus niet verzet tegen bijvoorbeeld een CO2 heffing, een vliegtax of het beprijzen van maatschappelijke schade, maar er effectief op inspeelt en zodoende het beoogde effect helpt te realiseren. Het gaat overigens niet alleen over verantwoordelijkheid nemen, maar vooral ook over kansen pakken.
De winnaars van morgen hangen niet aan het verleden en blijven niet aan de oude orde vastplakken. Bij een disruptie gaat het om versneld afschrijven en in hoog tempo investeren. Die rol pakken valt in de praktijk niet mee. De bestaande belangen zijn verleidelijk en de nieuwe wereld lijkt ver weg. Het korte termijn denken wint vaak van het lange termijn perspectief. Ook dat is een patroon. En het is goed als burgers en bedrijven zich van dit patroon bewust zijn. Want natuurlijk zien we bedrijven vol ondernemerszin die de kansen van de nieuwe wereld pakken.
Vertrouwen in lange termijn beleggers
Maar bestuurders van grote bedrijven zie je er ook mee worstelen. Omdat in hun bedrijf de hang naar de status quo erg groot is. Of omdat een spraakmakend deel van hun aandeelhouders erg voor de korte-termijn rendementen gaan. Maar ook beleggers zullen zich meer en meer gaan realiseren dat de winstmarges voor de klimaatonvriendelijke bedrijven kleiner en kleiner zullen gaan worden.
Niet alleen door verschuivingen van vraag en aanbod, maar ook omdat het overheidsbeleid de marges zo veel mogelijk zal proberen weg te eten. Zo werkt een CO2 heffing of het verhandelbare-rechtensysteem voor CO2 nu al. Ik heb, zoals ook Nobelprijs winnaars Oliver Hart en Jean Tirole, daarom wel vertrouwen in de aandeelhouders die beleggen voor de langere termijn.
Maar ik zie ook het schadelijke gedrag van aandeelhouders die vooral voor het korte-termijn rendement gaan, of geen enkele affiniteit hebben met wat de (Nederlandse) samenleving voor ogen staat. Er wordt al jaren gesproken over een mogelijk onderscheid tussen de lange- en korte-termijnbelegger in de governance van een bedrijf. Tot nu toe met weinig effect.
Ik zou er voorstander van zijn als de korte-termijnbelegger beperkte of geen stemrechten zouden hebben Dat zou het leiderschap in tijden van disruptie ongetwijfeld ten goede komen. En uiteindelijk ook echte winnaars creëren, voor de wereld van morgen.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij werkzaam bij ABDTopconsult van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ter Haar schrijft maandelijks voor Fondsnieuws over de relatie tussen overheid en markt.