Spiegelbeeld. Dat is de beste omschrijving van het gedrag van de Duitse tienjarige rente tussen begin 2018 en zomer van 2019. Stond die rente begin 2018 ongeveer 70 basispunten boven 0, in de zomer van dit jaar vonden we de rente circa 70 basispunten ónder 0. De Duitse rente daalde bijna onophoudelijk in de genoemde periode.
Sinds begin september klimt de rente echter gestaag omhoog. In ongeveer drie maanden tijd is die verdubbeld. In andere eurolanden, zoals Frankrijk of Nederland, veerden de rentes ook behoorlijk op. Kan die stijging het beginstadium zijn van eerst een terugkeer naar de 0-grens van de Bund en vervolgens het niveau van begin 2018?
Een belangrijke reden voor de daling van de Duitse rentes in de afgelopen jaren, is het feit dat het aanbod ervan zeer beperkt was. Dat op zijn beurt kwam doordat de Bundsbron al jaren zo goed als opgedroogd is. Grofweg geldt dat het aanbod van obligaties van een land toeneemt als de regering ervan een begrotingstekort heeft. Sinds 2013 meldde de regering in Berlijn echter jaar in jaar uit een overschot op de begroting, een overschot dat zelfs elk jaar toenam! De Bunds werden daardoor almaar schaarser en schaarser.
Wat schaarser wordt, wordt ook duurder
Wat schaarser wordt, wordt ook duurder, zeker als tegelijkertijd de vraag stijgt. Dat gebeurde met de Duitse staatsobligaties. Vlucht naar veiligheid ingegeven door angst voor recessie, onzekerheid over brexit, spanningen tussen Italië en de Europese Commissie en oplaaiende handelsoorlog tussen China en de VS, kwam bovenop de structurele vraag van institutionele beleggers en de ECB, die bezig was met quantitative easing. Wie de eigenaren van de Bunds wilde verleiden van dat papieren evenknie van goud afscheid te nemen, moest diep in de buidel tasten. Gevolg: stijgende prijzen en dus dalende rentes.
De laatste maanden is de noodzaak voor die vlucht naar de veilige Bundshaven, danig afgenomen. Als dat doorzet, dan zou de komende kwartalen per saldo verdere opwaartse druk op de Duitse rentes niet verbazen. Dit zeker nu er twee belangrijke nieuwe elementen in het spel zijn.
Duitse onrust
2020 kan zomaar het jaar worden van politieke spanningen. Niet in Italië of Frankrijk, maar Duitsland, normaliter een baken van politieke stábiliteit in Europa.
Afgelopen weekeinde kozen de leden van de SPD, de partij die samen met CDU/CSU van Angela Merkel de Duitse regeringscoalitie vormt, Saskia Esken en Norbert Walter-Borjans als het nieuwe voorzittersduo. Zij zijn nooit erg te spreken geweest over de coalitie met CDU/CSU, wat betekent dat de kans dat de SPD vroegtijdig de stekker uit de zogeheten Grosse Koalition, de GroKo, niet meer te verwaarlozen is.
Zelfs als dat niet gebeurt, zijn spanningen te verwachten binnen de GroKo. Esken en Walter-Borjans gaven meteen na hun verkiezing aan het regeerakkoord open te willen breken. Dé bron van irritatie voor de SPD daarin, is het streven naar begrotingsevenwicht, het zogeheten Schwarze Null-beleid. De SPD wil meer investeren in onderwijs, infrastructuur en strijd tegen klimaat en de Schwarze Null staat dat in de weg. Raus ermee dus. Als CDU/CSU echter érgens niet aan wil tornen, dan is het het Schwarze Null-beleid. Dat sommigen vrezen dat Merkel de volgende reguliere verkiezingen, in 2021, niet zal halen, is derhalve niet vreemd.
Het feit is overigens wel dat noch CDU/CSU noch de SPD goed zouden scoren bij tussentijdse verkiezingen. Bij nagenoeg alle regionale verkiezingen in het afgelopen jaar, werden beide partijen flink afgestraft.
Grote kans dus dat het GroKo-huwelijk stand zal houden tot 2021. Maar dat zou óf politieke onzekerheid in 2020 in Duitsland betekenen óf de terugkeer van begrotingstekorten. Nu ik erover nadenk: het kan zomaar én politieke onzekerheid én de terugkeer van begrotingstekorten worden. Politieke onzekerheid als eerste omdat de SPD een duidelijkere stempel wil drukken op het financieel-economisch beleid maar CDU/CSU zich daartegen zal verzetten omdat dat, zoals gezegd, de hoeksteen is van waar de partij voor staat.
Terugkeer van begrotingstekorten is vervolgens te verwachten in de tweede helft van 2020. De Duitse regering wees de afgelopen maanden elk voorstel om fors meer uit te geven en/of belastingen te verlagen, resoluut van de hand. Het zou me niet verbazen als dat na de zomer van 2020 verandert wanneer de ambtenaren in Berlijn de begroting voor 2021 gaan opstellen.
Aardverschuiving
Een begroting met daarin meer uitgaven en belastingverlagingen, is doorgaans wat de kiezer in een verkiezingsjaar pleziert. Vergeet alleen niet dat we het over Duitsland hebben, het land waar prudent financieel beleid beter scoort onder de kiezers dan een meer Frans-Italiaanse variant ervan. Dat betekent dat elk tekort beperkt zal zijn.
Voor de Bundsmarkt zou dat al een aardverschuiving zijn echter! Voor het eerst in jaren zou het aanbod van Duitse staatsobligaties aanmerkelijk toenemen. Politieke onzekerheid gevolgd door het eerste begrotingstekort in bijna een heel decennium: daardoor kan de Duitse tienjarige rente op 3 oktober 2020, wanneer Duitsland 30 jaar sinds Wiedervereinigung, de hereniging van Oost en West, viert, dichter bij 1 procent dan de 0-grens liggen. Nog steeds zou die rente zeer laag zijn, maar de verandering ten opzichte van de zomer van dit jaar zou er niet minder groot door zijn.
Als dat gebeurt, dan gaan beleggers in staatsobligaties een minder leuke periode tegemoet dan die achter de rug. Waar ze al bijna twee jaar lang maand in maand uit hun beleggingen in waarde zagen groeien, zou een verdere rentestijging een waardedaling betekenen. Tenzij hun obligatiefonds dat risico afgedekt heeft uiteraard.
Edin Mujagic is macro-econoom en hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer.