Laurens Swinkels
8_Laurens_Swinkels.jpg

De markt van groene obligaties is de afgelopen jaren spectaculair gegroeid. Dit komt mede door de wens van institutionele beleggers om bij te dragen aan de energietransitie, die nodig is om de uitstoot van broeikasgassen drastisch terug te brengen. Maar hoe beïnvloedt deze belegging het verwachte rendement en risico van een obligatieportefeuille eigenlijk?

Groene obligaties verschillen van normale obligaties, in de zin dat de opbrengst ervan door bedrijven wordt gebruikt voor projecten die de energietransitie vormgeven. De publicatie van de Green Bond Principles begin 2014 bestond uit een aantal vrijwillige richtlijnen met het doel om de integriteit van de groene obligatiemarkt te bevorderen. De markt kent vanaf dat moment een sterke groei. 

Eind 2014 was de hele markt zo’n 55 obligaties met een waarde van 36 miljard dollar. Inmiddels staan er meer dan 1200 groene obligaties uit met een waarde van meer dan 800 miljard dollar. Ondanks de snelle groei zijn groene obligaties nog steeds maar een fractie van de wereldwijde obligatiemarkt, die ruim  60.000 miljard dollar groot is.

In praktijk is het belangrijk om te kijken of een allocatie naar groene obligaties het risico-rendementsprofiel van een bestaande obligatieportefeuille aantast. Hiervoor kijken we naar twee aspecten: we vergelijken de rente op groene obligaties en vergelijkbare niet-groene obligaties en de karakteristieken van de groene obligatiemarkt als geheel met de hele obligatiemarkt.

Rente net een beetje lager

De rente op groene obligaties is vaak net een klein beetje lager dan op vergelijkbare niet-groene obligaties. Je moet dan denken aan ongeveer 0,05 procent lager per jaar, al fluctueert dit over de tijd en is dit niet voor alle groene obligaties hetzelfde. Dit hangt onder meer af van de vraag van beleggers en hoe groen de obligatie precies is. Dit kleine verschil in rente lijkt dus overkomelijk voor een duurzame belegger.

De karakteristieken van de markt van groene obligaties zijn sterk veranderd sinds de eerste groene obligaties rond 2010 werden geïntroduceerd. In het begin waren het vooral supranationale entiteiten, zoals de Wereldbank, die ze uitgaven. De kredietwaardigheid was toen erg hoog en het extra rendement vergeleken met overheidsobligaties vrijwel nihil. De valuta waarin deze obligaties werden uitgegeven, waren onder andere de Zweedse kroon en Zuid-Afrikaanse rand. 

Sinds 2014 zijn er ook bedrijven, en dan vooral nutsbedrijven, die groene obligaties zijn gaan uitgeven. Na drie jaar kwamen daar ook overheden bij. De meeste obligaties worden uitgegeven in euro’s, wellicht omdat Europese beleggers bijdragen aan de energietransitie belangijker vinden dan beleggers elders.
Deze veranderende samenstelling van de markt maakt het problematisch om historische analyses te maken om het verwachte rendement en risico van groene obligaties voor de toekomst te bepalen. Aangezien risico en rendement voor het overgrote deel worden bepaald worden door de kredietkwaliteit, looptijd en sector- en valutaverdeling is het daarom beter om te kijken of deze karakteristieken veranderen.

Als je het profiel van een obligatieportefeuille niet te veel wilt veranderen, doe je er het beste aan om de aankoop van groene obligaties met de helft te financieren door de verkoop van staatsobligaties en de andere helft door de verkoop van bedrijfsobligaties. Zo kun je als belegger de duurzaamheid van de portefeuille sterk verbeteren, zonder het risico-rendementsprofiel veel te veranderen.

Laurens Swinkels is associate professor bij Erasmus Universiteit en executive director bij Robeco Sustainable Multi-Asset Solutions. Swinkels schreef dit opinie-stuk voor IO Institutioneel, de krant die gericht is op pensioenfondsbestuurders en pensioenbeleggers.

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Column
FD Article
No