©_onnoroozen-h_stegeman-2.jpg

De wereld van duurzaam beleggen verduurzaamt steeds verder. Er was een tijd dat we het uitsluiten van niet-duurzame bedrijven als het meest duurzaam en als beleggen met de meeste impact beschouwden.

Inmiddels zijn we een stuk verder: van ESG-integratie naar het meten van impact op enkele variabelen, zoals bijvoorbeeld de carbon footprint, tot anno nu bijdragen aan het halen van de Sustainable Development Goals. Fantastisch!

Maar laten we vooral niet vergeten dat het meten van impact niet eenduidig is. Het rapporteren over impact is nog lang niet zo uitgekristalliseerd als bij financiële rapportages. En zo lang er nog verschillende methoden met verschillende aannames worden gebruik moet u goed opletten wat er nu eigenlijk achter al die cijfers verborgen zit. Het blijft puzzelen, die impact.

Laag één: ESG

In duurzaam beleggingsland heb je eigenlijk twee stromingen. Zij die duurzaamheid zien als een onderdeel van risicomanagement en zij die duurzaamheid zien als een doel. Vooral door die eerste groep is het meenemen van ecologische, sociale en governance (ESG) factoren inmiddels nagenoeg mainstream geworden. Er zijn tal van providers van ESG-data die, door jaarverslagen en duurzaamheidsrapportages na te vlooien, goed inzicht geven in het duurzaamheidsbeleid van een bedrijf en in sommige gevallen ook wat de effecten ervan zijn op de bedrijfsvoering. Er is immers genoeg bewijs dat het sturen op ESG-factoren goed is voor het verminderen van risico’s en daardoor ook voor een beter financieel rendement. Ook zijn ESG-indicatoren de basis voor de best-in- class benadering: het beleggen in bedrijven die op deze duurzaamheidsfactoren beter scoren dan gemiddeld in hun sector, of bij de top horen.

De ESG-benadering is heel nuttig. Toch zijn hier op zijn minst twee kanttekeningen bij te maken. Ten eerste, een best-in- class oliebedrijf of tabaksfabrikant is nog steeds een bedrijf dat niet-duurzame producten maakt. Ergo: ESG is niet per definitie duurzaam. Ten tweede moet ook goed gekeken worden naar sommige variabelen die door de aanbieders worden verzameld. Een deel van de scores is gebaseerd op het beleid van bedrijven: hebben ze genoeg op papier staan over bijvoorbeeld privacy, diversiteitsbeleid of duurzaamheidsbeleid? Laat nou juist een bedrijf als Facebook bij de meeste aanbieders van dit soort data heel erg hoog scoren op privacybeleid…

Laag twee: concrete impact

Hier gaan we duidelijk een stap verder; We kijken niet alleen meer naar ESG-factoren, maar ook nadrukkelijk naar concrete indicatoren waarop bedrijven of beleggingsportefeuilles te vergelijken zijn. Te denken valt aan cijfers over watergebruik, afval en materiaalgebruik. Het meest bekende voorbeeld is de CO2-voetafdruk van bedrijven. Vooral centrale banken sturen aan op meer transparantie hierover. Hoe hoger de voetafdruk, hoe meer CO2 een bedrijf uitstoot. Een ‘goed’ bedrijf scoort lager dan gemiddeld in zijn sector.

Hierover rapporteren lijkt nog enigszins te doen. Veel bedrijven doen dit echter nog niet. En zo komen we dan terecht bij modelmatige schattingen met tal van aannames. Daar komt nog eens bij dat ook de methoden van toerekening van CO2-uitstoot aan beleggingen enorm variëren. Diverse Nederlandse partijen hebben daarom getracht hier meer eenheid in te brengen. Maar ook dan geldt nog steeds dat heel goed moet worden gekeken naar hoe een uiteindelijk is samengesteld. Meer dienstverlening in plaats van industrie levert al snel een lagere voetafdruk op, maar het is de vraag of zo’n beleggingsstrategie ook daadwerkelijk meer impact heeft: is het niet veel zinvoller de relatief goed scorende industriële bedrijven te belonen met wat meer beleggingsaandacht?

Laag drie: bijdragen aan een duurzame samenleving

Tegenwoordig gaat de discussie over impact vooral over wat ik noem niveau drie: hoe draagt een belegging bij aan een duurzamere samenleving, bijvoorbeeld aan het realiseren van de SDG’s. Voor het samenstellen van een beleggingsportefeuille met dit doel zijn er onderhand diverse methoden. De meest simpele aanpak is bedrijven indelen op basis van hun activiteiten en dan analyseren in welke mate ze bijdragen aan het realiseren van een SDG. Bijvoorbeeld geneesmiddelen: SDG3 gezondheid en welzijn. Een supermarktketen: SDG1, geen honger. Klaar. Dit is wel erg kort door de bocht. Dit is niet anders dan een legitimatie van de status quo, op basis van een agenda die een duurzame transitie moet bewerkstelligen.

Beter is om daadwerkelijk na te gaan hoe producten, diensten en processen van bedrijven positief of negatief bijdragen aan de verschillende SDGs. Bijvoorbeeld: een frisdrankfabrikant zorgt wellicht voor werkgelegenheid in sommige landen (SDG8) en met sommige producten draagt hij bij aan gezonde voeding (wellicht SDG3 en SDG1). Maar met producten waar veel suiker in zit, doet hij juist weer afbreuk aan de gezondheid (SDG3). Dit zal per bedrijf moeten worden afgewogen. U kunt zich voorstellen dat dit een ingewikkelde puzzel is. Voor elke activiteit vraagt dit namelijk een ander afwegingskader dat objectiveerbaar moet zijn. Daarnaast vraagt het ook veel van de beschikbare data. Veel bedrijven verschaffen deze data niet. En als ze het al doen, dan doorgaans niet op een uniforme manier.

De ontbrekende stukjes

De puzzel over impactmeting afmaken kan alleen als we alle stukjes hebben. Dit begint uiteraard bij bedrijven, die transparant zouden moeten zijn over hun activiteiten en de gevolgen daarvan. Maar beleggers spelen hierin ook een belangrijke rol: zij kunnen bedrijven aansporen tot een uniforme manier van rapporteren over hun impact. Pas als we alle stukjes hebben, kunnen we de puzzel neerleggen en zien we eindelijk het complete

beeld.

Hans Stegeman is econoom en werkt bij Triodos Investment Management.

 

Author(s)
Categories
Access
Limited
Article type
Column
FD Article
No