
Wie instapte na de aankondiging van de Amerikaanse importheffingen (2 april), behaalde bijna 30 procent. Hoe moet het nu verder en waar te beleggen?
Nu en dan is het nuttig om wat geschreven werd, te herlezen: we nemen de economische commentaren terug over de gevolgen van de tarievenoorlog. Begin dit jaar las men over lagere groei, minder bedrijfswinsten en meer volatiliteit. Toch blijven de beurzen in goede doen: de MSCI World dollar steeg sedert begin dit jaar met 14 procent (stand op 29 augustus).
Op 2 april kondigde de Amerikaanse president Trump drastische importheffingen aan. Dit leidde tot een wereldwijde verkoopgolf. Ik herlas de Financial Times van 26 april. Het IMF presenteerde uit onzekerheid een band van groeiprognoses, de Wereldbank sprak over angst bij haar leden en verlaagde de groeiprognose met 0,5 procent, het studiebureau Capital Economics verlaagde de groei voor de eurozone naar 0 procent (tweede en derde kwartaal) en Torsten Slok van Apollo sprak zelfs van een ‘trade reset recession’ van 90 procent.
Vanwaar het beursoptimisme?
Toch gingen de beurzen hoger. Ik geef kort enkele verklaringen. Eerst en vooral werd de tarievensoep niet zo heet gegeten als ze werd opgediend. Verder zagen de Magnificent 7 hun winst per aandeel stijgen met 26 procent (tweede kwartaal tegenover een jaar eerder), wat 12 procent boven verwachting was. Zij blijven de S&P500 verder de hoogte induwen. De winsten van de S&P500 stegen met 13 procent in dezelfde periode. Winstmarges scheren historische hoge toppen.
Uit analyses blijkt dat het woord ‘recessie’ zeer weinig in de mond werd genomen bij CEO’s. Bedrijven kochten anticipatief aan oude prijzen of zetten hun leveranciers onder prijsdruk, ze verlegden hun aanvoerketens en drukten fors hun kosten. Tot slot werd een deel doorgeschoven naar de consument, waar we toch de eerste tekenen zien van vertraging bij bedrijven zoals Walmart of Home Depot.
Beleggen in de Amerikaanse beurs (S&P500)?
Wie in de tracker S&P500 belegd is, moet beseffen dat de tien grootste bedrijven instaan voor 40 procent van de beurskapitalisatie. Deze tracker doet beter dan de meeste actieve fondsen, maar een overstap naar een actief beheerd fonds of de EW S&P500 (equal-weighted) is meer en meer aangewezen. Waarom?
De langetermijnrentevoeten op 10 en 30 jaar wegen meer en meer op de groei: groei-aandelen zijn onderhevig aan een hogere rente, hypothecaire kredieten worden duurder en private equity moet heksentoeren uithalen om haar waar aan de man te brengen.
We zien er ‘CV-squared’ deals, waarbij continuation vehicles in een nieuw continuation vehicle worden ondergebracht. Een continuation vehicle is reeds een herverpakking van een PE-fonds.
Hogere rentevoeten, in combinatie met een dalende forward earnings yield van de S&P500, betekenen dat vastrentend papier aantrekkelijker wordt dan de aandelenmarkt. Wie risico neemt, wordt vandaag onvoldoende vergoed.
We lazen dat Sam Altman (OpenAI) spreekt van een AI-bubbel in wording. Miljarden worden geïnvesteerd. Niet alleen in de modellen, maar ook in de energievoorziening – men koopt zelfs mini energie-reactoren. Wie er MSCI Factset op naslaat, ziet bij die bedrijven hoge koers-winstcijfers in combinatie met een lage winstgroei voor volgend jaar.
Hun PEG cijfers liggen tussen 2 en 5 - en dan laat ik Tesla buiten beschouwing. Dat zijn dure noteringen die impliceren dat er weinig mag mislopen. Neem het voor wat het waard is, maar de topuniversiteit MIT schreef dat 95 procent van de organisaties nul opbrengst gaan halen uit hun investeringen in generatieve AI. Wellicht overdreven, maar dat doet toch een belletje rinkelen.
Tot slot: wat te denken van bedrijven die de bitcoin op hun balans halen (in plaats van deposito’s) en zo hun beurskapitalisatie onmiddellijk fors zien stijgen? Financieel journalist Jenkins (FT) neemt de woorden ‘fool’s paradise’ en ‘Ponzi’ in de mond.
Zijn er aantrekkelijkere regio’s?
Reeds een aantal maanden ben ik overwogen in Azië. Eerst en vooral gaat de regio profiteren van de handelsoorlog tussen de VS en China. Westerse bedrijven zoeken immers niet-Chinese industrieën met lage kosten en tarieven, wat investeringen zal aantrekken in die landen.
Uiteraard is het op korte termijn niet allemaal rozengeur. Wie loopt weg met de winsten? Welke componenten zal het land sowieso moeten invoeren? Zal het de lokale bevolking ten goede komen (met dalende werkloosheid en stijgende lonen)? Toch zijn de bonussen groter dan de mali.
Sinds de aankondiging van de handelstarieven begin april schoot de beurs van Vietnam fors de hoogte in (FTSE Vietnam +78 procent op 29 augustus). Dit resultaat is niet alleen het gevolg van de handelsoorlog, maar evenzeer van de aantrekkelijkheid om er te investeren. Landen als Thailand en Maleisië kenden in het verleden reeds de voordelen van industriële samenwerking met respectievelijk autobouwers en Westerse semiconductoren- en datacenter bedrijven.
Recent zagen we het ontstaan van de JS-SEZ (Johor-Singapore Special Economic Zone). Johor is een van de dertien staten van Maleisië en heeft s’ werelds op één na grootste hub voor kunstmatige intelligentie, met productie- en logistieke centra en met één van de drukste havens ter wereld, Tanjung Pelepas. Het is een grensoverschrijdend economisch partnership waarbij gezamenlijke sterktes benut worden om investeringen, werkgelegenheid en integratie te bevorderen.
Voor de beurs van India blijf ik voorzichtig. Als sterke punten zie ik de participatie in het China Plus One verhaal. China zal de uitvoer van zeldzame metalen, meststoffen en machines voor grondwerken opnieuw toelaten. De handelsoorlog strooit vandaag zand in de wielen. Met het verderzetten van de hervormingen en door entrepreneurship meer in de verf te zetten is gespreid instappen in de Indiase beurs een goede strategie.
Tot slot nog een woord over Indonesië. Het land zit vandaag in het moeras. Maar het is een land met een vrij stabiele groei, een grote en jonge bevolking (270 miljoen, waarvan de helft jonger is dan 35 jaar), rijk aan grondstoffen (bv. nikkel, koper, gas). Aandachtspunten zijn haar te grote focus op grondstoffen, waardoor de industriële opgang afgeremd wordt. Conglomeraten domineren nog te veel en bureaucratie blijft een pijnpunt.
Beleggen in Aziatische landen zoals Maleisië, Singapore, Vietnam, Indonesië en India moet op termijn zeker zijn vruchten afwerpen. De onderwogen positie in de Verenigde Staten kan dus deels gecompenseerd worden in deze regio.
Jan Vergote is onafhankelijk financieel consultant en analist.