Jan Vergote
Jan Vergote

In mijn vorige bijdrage besprak ik of het opportuun was naar “ex-China emerging“-fondsen te switchen en verwees ik ook naar The new China playbook. Westerse beleggers stellen zich meer en meer vragen over hoe China zich economisch en sociaal verder zal ontwikkelen. Het kan daarbij nuttig zijn om een en ander vanuit Chinees perspectief te bekijken. 

1. Eenkindpolitiek heeft niet alleen nadelen

Veel westerse analisten wijzen op het negatieve groei-effect van de verouderende bevolking: in tien jaar tijd evolueerde de afhankelijkheidsratio van 35 procent naar 46,5 procent. Per 100 werkende mensen zijn er meer dan 46 senioren en kinderen die moeten ondersteund worden. Ook de grote jeugdwerkloosheid - circa 25 procent van de afgestudeerden vindt geen gepaste job - is in het Westen reden tot bezorgdheid.

Maar de Chinese overheid ziet in de technologiesector de oplossing voor de veroudering. Hogere productiviteit, bijvoorbeeld via robots in ziekenhuizen of winkels, moet het negatief demografisch deficit meer dan compenseren. Dit laatste wordt overigens door studies bevestigd. De totale factorproductiviteit (TFP) bedroeg tussen 1978 en 2007 4 procent en in de periode 2009 tot 2018 0,8 procent. In de VS was dit 1,7 procent (1870-2010) en 0,4 procent tussen 2010 en 2018. China moet dus zeker niet onderdoen.

De jongerenwerkloosheid zien ze als een tijdelijk fenomeen door een mismatch tussen het aanbod en de vraag naar jobs: zo staan vandaag meer dan 30 miljoen industriële- en 300.000 hoogtechnologische jobs open. Privébedrijven vragen, net zoals in het Westen, meer flexibiliteit, zowel op de werkvloer evenals meer mentale flexibiliteit (bijvoorbeeld via jobrotatie). De Chinese arbeidsorganisatie moet die stappen nog zetten en de overheid is zich daarvan bewust.

De-eenkindpolitiek toont ook voordelen. Deze generatie, in het bijzonder de vrouwen, is zeer hoog opgeleid: 75 procent van vrouwelijke politici hebben een graduaat, versus 56 voor de mannen. Een gemiddeld Chinees gezin besteedt 25 procent van het inkomen aan de opvoeding van het unieke kind (in de VS is dit amper 5!). De enige kinderen zijn supercompetitief en hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel, zowel binnen de familie als naar de overheid.

De jongeren zoeken een nieuw evenwicht: ze hebben oog voor de work-life balans die in het Westen opgang maakt  en krijgen een beter loon dan hun ouders, waardoor ze meer willen consumeren, reizen maar tezelfdertijd meer aandacht hebben voor kwesties als het klimaat of diversiteit. Men ziet dus een generatie die meer convergeert naar de westerse jongeren. De periode van 3 werkshiften per dag, 7 dagen op 7, is in China definitief voorbij. Voor de evolutie van het handelstekort kan dit alleen maar positief evolueren: de Amerikaanse overconsumptie en Chinese onderconsumptie wordt verleden tijd.

2. De overheid als economische motor

De laatste jaren zagen we een Chinese overheid die in diverse sectoren ingrijpt. Denk aan de technologiesector en de restricties voor Alibaba-ondernemer Jack Ma), de strijd tegen corruptie of de transfer van technologische kennis uit het buitenland.

Het negatieve wordt bij ons echter overbelicht. De Chinese president gaat volop voor “common prosperity”: sociale gelijkheid en economische rechtvaardigheid. Het is dus een totaal verschillend model van dat van de Verenigde Staten, waar hoge groeicijfers gepaard gaan met grote ongelijkheid en multinationals die mee de politieke agenda bepalen.

Zowel de private- als de SOE (state-owned) ondernemingen moeten de regels volgen. In tegenstelling met 2007 waar de SOE in de lead zat om de wereldwijde crisis te bedwingen, is de realiteit vandaag dat de private sector de drijvende kracht geworden is. Een voorbeeld is de elektrische auto: de SOE’s liggen aan de basis dat er vandaag niet minder dan 300 bedrijven zijn die inzetten op deelaspecten van de elektrische auto. 

De link met de SOE heeft hierbij veel voordelen: ze zijn de directe lijn met de politieke ordonnanties (=gecentraliseerd), die vertaald worden naar economisch gedecentraliseerde eenheden; men spreekt over lokale “majors”

Deze majors ondersteunen de beste entrepreneurs om op een zuinige manier zaken te ontwikkelen. Ze doen dit aan de hand van lokale vehikels voor overheidsfinanciering (LGFV), waarvan er vandaag 1.500 bestaan. Deze LGFV’s staan in voor de financiering van de projecten. Hoe rendabeler en duurzamer de projecten, hoe hoger de kans op politieke promotie.

Zo zorgen de SOE’s voor een allesomvattend eco-systeem waarbij nieuwe jobs, extra fiscale inkomsten en nieuwe retaildiensten ontstaan. Op die manier bouwt men vandaag in het ganse land honderden unicorns uit (start-ups van meer dan 1 miljard dollar waarde). Het hoeft geen betoog dat de hightech-sector hier prioriteit krijgt. Denktanks tonen aan dat van de 44 cutting edge technologieën er 35 zijn waar China leidinggevend is.

3. Nationale mobilisatie voor toptechnologie

Er is in China een nationale mobilisatie bezig is om die kritische technologie in hoog tempo te ontwikkelen. De Chinese apps (zoals Didi) zijn er een voorbeeld van: door de ontwikkelingslanden goedkope tools ter beschikking te stellen helpt men er de economie te ontplooien en pikken ze er ook een graantje van mee. Hun oplossingen zijn meestal goedkoper, gebruiksvriendelijker dan de westerse en stellen hen in staat technologiestappen over te slaan (“leapfrogging” of haasje over).

Met het inzetten op innovatie wil men de komende decennia de fameuze middle income trap vermijden. Vergeten we niet dat er vandaag nog 600 miljoen Chinezen geen middle income hebben, gemeten naar internationale standaarden (minder dan 300 dollar per maand). Of er een trimester is met iets minder groei is veel minder belangrijk dan de noodzaak om via grote investeringen op termijn productleider te worden in innovatieve oplossingen. Dat ze hiertoe in staat zijn hebben ze bewezen: denk aan zonnepanelen, hernieuwbare energie en de elektrische auto.

Besluit: nog een lange, maar beloftevolle, weg te gaan

China heeft nog een lange weg te gaan. Innovatie is goed op zich, maar moet gebeuren in een betrouwbaar institutioneel kader, waarbij politieke hervormingen veel trager verlopen dan economische. Het financiële systeem moet verder opengetrokken worden, waarbij de kapitaalmarkt internationaal aan zijn trekken komt. De delegatie naar experten en technocraten vergt betere check and balances onderweg. Deze zijn de laatste jaren wat uit het oog verloren, vandaar de plotse paniekingrepen bij de overheid.

De meerderheid van de Chinese bevolking heeft vertrouwen in haar politieke leiders en  de entrepreneurial spirit trekt nog steeds de jonge bevolking aan. De uitdaging blijft wel  om de private sector te integreren in het politiek systeem. Er is een co-existentie, wat voor het Westen misschien paradoxaal is. Het systeem wordt continu gefinetuned.

Kortom: in het Westen mogen we ons niet laten misleiden.

Jan Vergote is onafhankelijk financieel consultant en analist.

Author(s)
Categories
Access
Members
Article type
Column
FD Article
No