Jan Vergote
Jan Vergote

De Europese beurs zat de laatste jaren in het verdomhoekje, in het bijzonder de groene industrie. De pandemie, de oorlog en president Trump gooiden roet in het eten. Toch is er hoop voor deze bedrijven.

Vorige week organiseerde de Financial Times een “International Energy Policy Forum”, met prominente sprekers van onder andere de ECB, OESO, EIB, Barclays en Iberdrola.

Het huidige pessimisme is ongerechtvaardigd. Met de nodige acties klimt Europa (inclusief de groene beurswaarden) uit haar dip. Hieronder vindt u de belangrijkste leerpunten.

1. Hoe is het zover kunnen komen?

Drie fouten liggen aan de basis: overafhankelijkheid van één land (Russisch gas), de afbouw van onze nucleaire energie (in 1990 nog 35 procent van de Europese elektriciteit, nu op weg naar naar minder dan 15 procent) en geen reactie tegen Chinese afbraakprijzen, waardoor bv. de sector van zonne-energie gewurgd werd (in 2000 was Europa de grootste fabrikant van zonnepanelen).

Door de oorlog werd onze industrie met twee uitdagingen geconfronteerd: een hoge kostenkloof t.o.v. de rest van de wereld (bv. staal en ammoniak, waar energie respectievelijk 35 en 70 procent uitmaakt van de kostprijs) en een achterlopen op het vlak van de industrie van de toekomst t.o.v. China. We vergaten dat een competitieve industrie de ruggengraat is van de economie, werkgelegenheid en sociale welvaart.

2. Strategische keuzes zijn cruciaal, al zijn die moeilijk

a. De vijver van acties is groot; men verwijst hiervoor naar het “Competitive Compass” van de Europese Commissie, vol met ideeën om de groene economie te stimuleren en onze competitiviteit te verhogen. We noemen er enkele: lagere energiekosten voor de industrie, het versnellen van vergunningen, het verminderen van bureaucratie (red tape) en van de belastingen op onze energiefactuur, een meer efficiënte markt met inbreng van PPP-investeringen (publiek-private partnerschapprojecten), meer strategische investeringen in het aanbod van hernieuwbare energiesystemen, een performanter netwerk en opslag (men verwijst hier naar het VK) en als laatste voorbeeld meer inspelen op de flexibele energieaanvoer.

b. Samenwerking en coördinatie binnen Europa is broodnodig. Lokale initiatieven moeten vermeden worden. Een eengemaakte markt betekent immers schaalvoordelen en flexibiliteit. De budgetten moeten gemakkelijk toegankelijk zijn, snel en accuraat. De Covidgelden, die door logge procedures onaangeroerd bleven (bv. Duitsland dat maar 20 procent uitgaf, Italië 60 procent), tonen hoe het niet moet.

c. Er moet naar een eengemaakte energiemarkt gewerkt worden met een voorspelbaar wetgevend kader, waarbij een zekere flexibiliteit aan de grondslag ligt. Een concrete toepassing is het samenwerken van de defensie- en decarbonisatiesector, waarbij logistiek (bv. transport) op een gedecarboniseerde manier geharmoniseerd wordt.

d. Innovatie in cleantech, flexibiliteit in de energiemarkt, prioriteit in lagere energieprijzen en veiligheid rond bevoorrading zijn strategische pijlers waaraan gewerkt zal worden (zie ook het Draghi rapport). Het doel is decarbonisatie. Europa moet het aan de bedrijven overlaten hoe ze dit willen realiseren (flexibiliteit).

3. Kapitaal

a. Kapitaal op zich is geen probleem in Europa: er is veel slapend geld, maar waar het er is, is het verkeerd en ongecoördineerd toegewezen. Ondanks dat de doelstellingen relatief vastliggen, zit er in de implementatiefase veel ruis. Vereenvoudiging en integratie zijn sleutelelementen.

b. Wil men de privésector aan boord krijgen, dan moet dringend aan de volgende punten gewerkt worden:

  • Het vertrouwen in de politieke beslissingen moet omhoog. We spreken hier immers over een risk-return vraag voor decarbonisatieprojecten. Bedrijven willen een structureel rendabel businessmodel, waarbij stabiliteit op de langetermijn noodzakelijk is. Vandaag is er een laag vertrouwen in de overheid rond het klimaatbeleid. Net zoals het IMF verwijst men naar de nood aan concrete berekeningen voor kapitaal (capex), operationele- (opex) en variabele kosten. Australië is een voorbeeld, daar wordt maximaal ingezet op wind en zonne-energie, waarbij een framework opgesteld werd voor de lange termijn, waar onderweg niet van afgeweken wordt. De Belgische nucleaire beslissingen zijn een voorbeeld hoe het zeker niet moet.
  • Vanuit de private sector is er de wil om te investeren: enquêtes tonen die bereidheid als er haast gemaakt wordt met het Draghi rapport. PPP-projecten zijn cruciaal om de kostenkloof te dempen. De EIB kan hier een cruciale rol spelen: ze kan de kapitaalkosten omlaag brengen. Europa kan een systeem van risicodelen opzetten met garanties en aandelenkapitaal en private expertise.

c. Waar de overheid moet tussenkomen, moet meer gedetailleerd uitgeschreven worden. De ECB ziet diverse werkdomeinen en uitdagingen. Energie-intensieve bedrijven zien hun marges afkalven, waardoor minder geld overblijft om te investeren. Er is ook het sociale aspect (bv. impact van de vergroening op de werkgelegenheid): een stijging van de energieprijs met 10 procent heeft een negatieve impact van 1 procent op de jobs; ook verdwijnen jobs in de oude industrie. Inkomensondersteuning is nodig met aangepaste opleidingstrajecten. Er is vandaag ook een gebrek aan betrouwbare gegevens rond energie vanuit de bedrijven.

3. Kan Europa een koploper blijven?

Een nieuw industrieel masterplan (strategie, blauwprint, etc.) is dringend nodig. Wat opgebouwd werd door onze bedrijven mag men niet verloren laten gaan. De kostenkloof moet verminderd worden. Langs de aanbodzijde worden we de komende vijf jaar gelukkig geholpen door een ruim aanbod van gas vanuit de Verenigde Staten en Verenigde Arabische Emiraten, wat de druk verlaagt op de prijzen. Ondertussen moeten we werken aan langetermijnoplossingen.

Europa kende de laatste decennia een daling van 37 procent van haar emissies, en we blijven consistent in onze boodschap. We hebben expertise op het vlak van cleantech, micro-electronica (bv. de EV), circulaire oplossingen, we bouwden een know how op vlak van software, connectiviteit, enzovoorts.

De Europese Commissie belooft projecten sneller te implementeren, vergunningen sneller toe te kennen, de netcapaciteit te vergroten (de huidige capaciteit moet verdubbelen om de huidige potentiële aanvoer te kunnen verwerken). De bureaucratie moet naar beneden: Wopke Hoekstra wil de nieuwe carbonbelasting beperken tot de 20 procent grootste invoerders die verantwoordelijk zijn voor 90 procent van de emissies.

De groeilanden hebben de grootste nood aan klimaatbudgetten en technische ondersteuning. Europa kan met hen samenwerken en werken met “proof of concepts”: niet alleen bewijzen dat het project haalbaar is op operationeel en financieel vlak, maar ook onze expertise uitdragen op het vlak van technologie, financiering en beleidsadvies.

Europa moet nu handelen, leading by example, onnodige bureaucratische ballast van zich afgooien, van simplificatie het ordewoord maken, waarbij ook het afbreken van oude huizen hoort (bv. subsidies aan de fuel industrie). Maar ze moet zich vooral houden aan “stick to your plan”. De push voor een nieuw economisch dynamisme kan zo een belangrijke boost geven aan de Europese groene industrie.

Jan Vergote is onafhankelijk financieel consultant en analist.

Author(s)
Categories
Access
Members
Article type
Column
FD Article
No