
Verscheidene economieën heroriënteren hun handel richting geopolitiek meer verwante landen. Welke leerpunten kan de belegger eruit halen?
Er wordt in de pers veel gesproken over nearshoring, waarbij een bedrijf bedrijfsprocessen uitbesteedt aan een partner in een meer nabijgelegen land. De Verenigde Staten nemen hierin het voortouw. Toch is de impact van deze geografische shift minder uitgesproken dan een andere verschuiving, richting geopolitieke partners. Verscheidene economieën heroriënteren hun handel richting geopolitiek verwante landen. McKinsey Global Institute maakte er recent een studie over (Geopolitics and the geometry of global trade).
Importconcentratie
De studie vertrekt vanuit de vaststelling dat een groot deel van de wereldhandel tussen landen gebeurt die op geopolitiek vlak eigenlijk ver van elkaar af staan. Voor sommige cruciale grondstoffen is er immers niet meteen een alternatieve leverancier voorhanden.
Met importconcentratie verwijst men naar de mate waarin een land afhankelijk is van een beperkt aantal landen voor de invoer van een specifiek product of grondstof. Hierbij vertegenwoordigen hoogstens drie landen minstens 90 procent van de wereldwijde exportmarkt ervan.
Voorbeelden van geconcentreerde producten zijn laptops, gsm’s, computers, maar evengoed ijzererts of sojabonen. Het zal wellicht niemand verwonderen dat 40 procent van alle geconcentreerde producten uit China komen. De Verenigde Staten importeerde in 2021 bijvoorbeeld voor 350 miljard dollar aan laptops en gsm’s uit China.
Geconcentreerde productie biedt een soort bodemveiligheid. Maar uiteraard brengt dit ook grote geopolitieke en bedrijfseconomische risico’s met zich mee. Een stopzetting van de handel omwille van politieke redenen kan leiden tot grote aanvoerbreuken, wat geen enkel land zich kan veroorloven. Het zijn dus enerzijds banden die binden, maar evengoed zeer kwetsbare slagaders. In alle handelsdiscussies moeten we dit steeds in het achterhoofd houden.
iPhone
Apple is een schoolvoorbeeld van importconcentratie op productieniveau. Vanaf de lancering van de iPhone in 2007 verbond het bedrijf zich met China. De provincie Henan exporteerde in 2024 niet minder dan 53 miljoen smartphones, of bijna de volledige Amerikaanse vraag.
Met de “China plus One” politiek assembleert Apple vandaag intussen wel 15 procent van de toestellen in India en dit wordt verwacht te stijgen naar 25 procent tegen 2027. Beijing ziet dit niet graag ziet gebeuren: zo belemmerde China de verplaatsing van Chinese technici en onderdelen naar India. Voor Apple wordt het dansen op een slappe koord, want de Chinese markt is commercieel van vitaal belang. Maar ook voor China is dit niet zonder economisch belang.
De Verenigde Staten importeren permanent magneten gemaakt op basis van neodymium, grotendeels uit China. Het materiaal wordt onder andere gebruikt in de elektrische auto of voor industriële robots. Het omgekeerde is er ook: China voert high-punity quartz in vanuit de Verenigde Staten, het land dat veruit de grootste kwartsaanbieder is. Het product wordt gebruikt in semiconductoren.
Geopolitieke verschuivingen
De Verenigde Staten hebben hun invoer de voorbije jaren gediversifieerd richting landen die geopolitiek dichter staan, zo blijkt uit de cijfers van McKinsey. Opmerkeljk: de importconcentratie van de VS daalde met 20 procent!
Een interessant gegeven hierbij is dat het verleggen van de Amerikaanse import in de industriële sectoren vooral China trof (-5,8 procent), maar dat de winnaar Europa was (+2,9 procent), gevolgd door Mexico, Vietnam en Asean. Het Europees industrieel pessimisme is dus wellicht voorbarig.
Maar ook de Chinese goederenimport heroriënteerde zich richting groeilanden. Zo daalde deze ten opzichte van de Verenigde Staten (-2,3 procent), Japan en Zuid-Korea. Ook hier waren de winnaars de groeilanden zoals Brazilië, de rest van Latijns- Amerika en uiteraard Rusland (+2,8 procent).
Het is duidelijk dat de verschuiving gebeurde richting geopolitieke vrienden. Een voorbeeld vinden we bij nikkel, waar de Chinese import zich verplaatste van onder andere Canada naar Indonesië.
Lessen voor de belegger
Wie in aandelenfondsen belegt, moet oog hebben voor bedrijven met “concentratieproducten”. Ik geef er enkele als voorbeeld: Samsung Electronics, Foxconn en Tencent (technologie), VW, Hyundai en Toyota (auto), Gazprom, Petrobas en Saoedie-Arabië (olie), Alibaba, JD.com en Nestlé (retail), ICBC en Banco do Brasil (finance) en Anglo American Platinum en BHP (mining). Een te groot gehalte aan “concentratiebedrijven” in een portefeuille leidt tot kwetsbaarheid voor geopolitieke turbulentie.
Bij alle uitlatingen van de Amerikaanse president Trump moeten we telkens denken aan “concentratiemacht”. Wie heeft wie in de tang? We zien wel dat zijn uitspraken met grote korrels zout moeten genomen worden: de invoerheffing van 60 procent op Chinese producten werden er plots maar 10 procent.
Groeilanden worden cruciaal in het handelsverhaal. Een goede selectie is aangewezen. Wie kan profiteren zonder in een nieuwe handelsoorlog met Amerika verzeild te geraken? Recent kenden Vietnam, Korea en Thailand een sterk stijgend handelstekort. Hoe zal president Trump hierop reageren?
Tariefgevoelige sectoren in de groeilanden zoals auto’s, staal of transport moeten we op de voet volgen. Toch moet Azië op zich kunnen profiteren van de tarievenoorlog: geleidelijk aan komt er een herindustrialisering op gang. Binnen de groeilanden verdient Azië dan ook een overwogen positie.
Europa
Maar ook Europa mag men niet uit het oog verliezen: de geopolitieke verschillen zijn er kleiner door de economische integratie en er is een politieke alignering, enkele uitzonderingen daargelaten. We kennen gelukkig een lagere importconcentratie (met uitzondering van de vroegere olie-import uit Rusland) door onze intra-Europese handel.
Met een nieuwe Duitse regering krijgen we er wellicht extra Europese overtuigingen bovenop. Een overweging van Europese aandelen is vanuit die hoek geen slechte beslissing.
Jan Vergote is onafhankelijk financieel consultant en analist.