Wanneer we presidentskandidaat Donald Trump mogen geloven, heeft het heffen van handelstarieven alleen maar voordelen. Het brengt jobs terug naar de VS, maakt het handelstekort kleiner en het land en zijn inwoners welvarender. In wat volgt overlopen we zijn stellingen een voor een en zien we wat er uiteindelijk van overblijft.
1. Wie betaalt het tarievengelag?
Wie op het einde van de aanvoerketting uiteindelijk de rekening betaalt, hangt van zeer veel factoren af. Zoals in onze vorige bijdrage uitgelegd, kan men importtarieven voor twee doelen gebruiken: om de schatkist te vullen of om de binnenlandse industrie te beschermen.
Wie de schatkist wil vullen, moet de tarieven relatief laag zetten zodat de import blijft fungeren. Deze optie biedt bijgevolg geen bescherming aan de binnenlandse industrie en levert geen grote bonus voor de schatkist op.
In het tweede scenario wil men de eigen industrie afschermen en koopt men nog weinig in het door invoertarieven getroffen land. Er komt echter meestal minder tariefgeld binnen dan vooropgesteld, zo leert de geschiedenis.
Men heft een tarief op een ingevoerd product. Maar wat doet de exporteur hiermee? Hij ondergaat het tarief of kan zijn groothandelsprijs neerwaarts aanpassen, zodat de aankoopprijs in het buitenland ongewijzigd blijft, ondanks de taks.
Een recent schoolvoorbeeld kan de Chinese elektrische auto zijn. De winstmarges op de geëxporteerde auto’s naar Europa zijn dermate groot dat de Chinese autoconstructeur de tarieven probleemloos zelf kan absorberen, weliswaar ten koste van zijn winstmarge. Maar de auto blijft na de heffing even goedkoop.
We zitten dan in een scenario waar de schatkist erbij wint, maar er uiteindelijk van de bescherming van de binnenlandse industrie niets terecht komt. En dan hebben we het nog niet over tit-for-tat tegenmaatregelen.
In het scenario waar de exporteur zijn prijs ongemoeid laat, wordt zijn ingevoerde product na de heffing duurder en kunnen klanten switchen naar een binnenlands product. Of indien het een gegeerd product betreft, dit blijven aankopen tegen een duurdere prijs. Hier is de consument dus duidelijk slechter af.
Kiest hij voor een binnenlands product, dan komen er geen heffingen binnen en betaalt ook de binnenlandse klant de rekening, want hij betaalt meer dan voordien. De Amerikaanse verkoper kan evenwel ook beslissen zijn verkoopmarge iets te verkleinen en zijn product in prijs te verlagen. Zo dragen zowel het bedrijf als de consument de lasten.
Tot slot moet men ook beseffen dat in het geval de tarieven effectief de invoer verminderen, dit in globo een sterkere dollar tot gevolg heeft. Hier betalen de Amerikaanse exporteurs uiteindelijk het gelag.
2. Handelstarieven treffen in het bijzonder de kleine man
Studies door het Peterson Institute for International Economics tonen aan dat vooral de laagste twee kwintielen van de bevolking getroffen worden en dat de top 1 procent van de bevolking er zelfs winst uitslaat. Het laagste kwintiel ziet zijn inkomen dalen met 4 procent, terwijl het topkwintiel zijn inkomen ziet stijgen met 0,2 à 1,5 procent. De Amerikaanse ongelijkheid wordt er dus groter op, in tegenstelling tot wat Trump beweert.
Ik geef enkele concrete voorbeelden, opgesteld door Tax Foundation, gebaseerd op de US Customs and Border Protection.
- De hoogste kwaliteit van sweaters (bv. in kasjmier) zag de prijs na de taksen met 4 procent verhogen, terwijl deze in polyester (laagste kwaliteit) met 32 procent de hoogte in ging.
- De prijs van lederen schoenen verhoogde met 8,5 procent terwijl de allerlaagste kwaliteit met bijna 50 procent steeg.
De laatste jaren ondervond de gemiddelde Amerikaan een extra aankoopkost door de invoertarieven tussen 300 en 400 dollar per jaar, schrijven ze.
3. Impact op de groei, werkloosheid en jobs
Een verlenging van de Trump 2017 belastingverminderingen en een algemeen 10 procent importtarief tussen de VS, Europa en China zou volgens het IMF de groei in de VS in 2025 met 1 procent doen verminderen. Het IMF schat de groei van de VS voor volgend jaar momenteel in op 2,2 procent. De tarieven zouden de groei dus bijna halveren.
De overheidsinstelling Tax Foundation komt tot gelijkaardige cijfers: een daling van de groei met 0,8 procent. De impact op de werkgelegenheid schatten zij in op een verlies op termijn van bijna 700.000 jobs.
Wat de gevolgen zijn voor de inflatie hangt voornamelijk af of er vergelding is door andere landen op de importtarieven. Bij vergelding zou de inflatie oplopen met bijna 1,4 procent. Zonder vergelding is er een stijging met 0,6 procent.
Pas op, deze cijfers moet men met grote voorzichtigheid nemen. De centrale bank kan in zo’n scenario de rente verhogen, de groei en import afremmen en de inflatie lager houden. Het Peterson Institute schrijft dat in het scenario van het teniet doen van de importtarieven, de inflatie met 1,25 à 1,5 procent kan afnemen.
Weet dat de lonen in de zogeheten connectorlanden heel wat lager zijn dan de Chinese lonen. Een verleggen van de supply chain naar landen zoals Vietnam of Mexico zal de kostprijs van de ingevoerde goederen mogelijks negatief beïnvloeden. Een gemiddeld loon in de industrie in beide landen ligt er respectievelijk op 5.000 dollar en 2.000 dollar versus 13.000 dollar in China.
Het is dus moeilijk te voorspellen wat de impact van het wijzigen van de aanvoerketting op de uiteindelijke prijs van het ingevoerde product zal zijn. En zoals eerder vermeld kan de binnenlandse fabrikant zijn prijs neerwaarts herzien, wat de inflatie doet dalen.
Conclusies
We moeten ons een aantal vragen stellen. Is het wenselijk invoertarieven in te voeren op een moment dat de Amerikaanse kerninflatie hoger blijft dan gewenst? We bevinden ons vandaag op een punt waar de werkloosheid zeer laag staat (de Amerikaanse economie is er dus toch zo slecht niet aan toe) en de consument (in het laagste kwintiel) steen en been klaagt over de dure prijzen. Het land heeft daarenboven nood aan een forse impuls op haar infrastructuur (denk aan de klimaatverandering) waarbij Chinese producten een voordelige bijdrage kunnen leveren.
Handelsoorlogen zijn klassenoorlogen, zo schrijven Klein en Pettis in hun boek (Trade wars are Class wars). Door de lonen in China (maar ook in Europa) laag te houden ondersteunt men de te goedkope uitvoer, ten nadele van de binnenlandse consumptie. De Verenigde Staten zijn daarenboven kampioen in ongelijkheid, waardoor de consument de duurdere binnenlandse producten zich niet kan veroorloven en maar al te graag de Chinese invoer aankoopt.
Een nieuwe WTO waarbij alle landen aan tafel zitten en deze problemen samen (en niet in gespreide slagorde) proberen te verhelpen via een 10-jaren plan is meer dan ooit nodig.
De grootste bedreiging voor de Verenigde Staten zijn volgens mij niet de goedkope Chinese producten, maar wel het grote overheidstekort en de opgebouwde schulden. Beide problemen zijn deels verbonden met elkaar. De urgentie zit niet in China, maar in de Verenigde Staten zelf.
👉 Herlees: Trump en zijn handelsoorlog: lessen uit het verleden
Jan Vergote is onafhankelijk financieel consultant en analist.