Kritische vragen zijn niet genoeg. Pensioenfondsbestuurders moeten kunnen toetsen of de antwoorden die ze van hun vermogensbeheerder krijgen ook hout snijden. Om in control te zijn moet er inhoudelijke scherpte zitten in de dialoog tussen pensioenfondsbestuurders en vermogensbeheerders.
Dit zegt Geraldine Leegwater (foto), wetenschappelijk directeur van het Certified Pensioenexecutive Vermogensbeheer (CPV) programma bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze nieuwe verdiepende opleiding reikt pensioenfondsbestuurders hiervoor de tools aan.
‘Een goede gesprekspartner-zijn gaat verder dan alleen de juiste vragen stellen. Het gaat om het begrijpen van de antwoorden en het stellen van de juist vervolgvragen. Je wilt kunnen beoordelen of het hout snijdt wat je vermogensbeheerder zegt en of dit past bij jouw fonds’, verwoordt Leegwater de filosofie van de opleiding.
Het Certified Pensioen Executive Vermogensbeheer programma is geschikt voor personen werkzaam als pensioenfondsbestuurder, lid van de beleggingscommissie, directeur/senior-medewerker van het bestuursbureau en consultant of degenen die werkzaam zijn bij pensioenuitvoerders, pensioenverzekeraars, vermogensbeheerders, toezichthouders en adviesbureaus.
De achtergrond bij de oprichting van de academische leergang is tweeledig. ‘Veel afgestudeerden van de Certified Pensioenexecutive-opleiding, de eenjarige brede pensioenopleiding, stelden regelmatig vragen over vermogensbeheer en dat is niet gek want het is een complexe materie. Het behoort bovendien echt tot de hoofdtaken van een pensioenfonds. Daarnaast stelt De Nederlandsche Bank sinds een aantal jaren strengere eisen aan de kennis van pensioenfondsbestuurders op het gebied van vermogensbeheer.’
Extra verdieping
Een van de alumni die graag meer achtergrond wilde, is Fokko Covers, voorzitter van de beleggingscommissie van Stichting Pensioenfondsen Tandartsen en Tandarts-specialisten.
‘Ik vond CPE al heel leuk om te doen en toen ik hoorde van deze verdieping, was ik meteen enthousiast. Wij zijn als bestuur ook geconfronteerd met de zwaardere eisen van DNB.’ Covers vervolgt: ‘Toen het deskundigheidskader voor pensioenfondsbestuurders werd aangepast in 2017 met een aanvulling op de geschiktheidsniveaus van B-plus voor vermogensbeheer (naast niveau A en B), was het ook meteen onze ambitie om B-plus te halen.’
Covers merkte al tijdens de opleiding dat er veel raakvlakken waren met onderwerpen waar hij in zijn dagelijkse praktijk mee bezig is. Leegwater beaamt dat de opleiding bij uitstek mensen aanspreekt die de ambitie hebben om in een beleggingscommissie te gaan of daar al in zitten. ‘Het vereist ook wel een bepaald basisniveau en affiniteit met het onderwerp. Dus in de eerste groep zagen we ook grotendeels ervaren bestuurders of mensen van bestuursbureaus.’
“Countervailing power”
Een van de onderwerpen die in de laatste jaren steeds belangrijker is geworden, is “countervailing power”, oftewel de kritische tegenmacht van een pensioenfondsbestuur richting uitbestedingspartners. ‘Je wilt voorkomen dat het “principle agent probleem” (waarin een persoon of organisatie de bevoegdheid heeft beslissingen te nemen namens een andere persoon of organisatie en hierin eigen belang laat prevaleren) optreedt. Doordat ik nu veel beter begrijp wat de werkwijzen en beweegredenen vanuit de beheerder zijn, ga ik een discussie ook anders aan’, vertelt Covers.
Het bewaken van de balans tussen de regisseursrol en het benutten van de kennis van de uitbestedingspartner is volgens Covers geen tegenstelling. ‘Het gespreksniveau is nu hoger en de onderwerpen zijn breder. Dat geeft mij enerzijds het gevoel dat ik meer in control ben en anderzijds dat ik meer toegevoegde waarde krijg van mijn vermogensbeheerders omdat ik relevante onderwerpen aansnijd.’
‘Uiteindelijk gaat het erom dat ik mandaten heb die ik goed begrijp en wel zodanig dat ik ze kan uitleggen aan mijn medebestuursleden. Daarnaast moeten mandaten doen wat ik ervan verwacht. Dus als markten instorten dan is het logisch dat bepaalde producten daar last van hebben. Het wordt echter gek als het ineens veel harder naar beneden gaat. Ik ben door de opleiding veel bewuster van het feit dat je moet checken of je mandaten datgene doen wat je van ze verwacht’, vertelt Covers.
ESG-integratie
Naast het voeren van die dialoog zal de bestuurder zich in de komende jaren nog meer (moeten) gaan richten op ESG-integratie. ‘Ik zie het als een overgang van negatief naar positief ESG-beleid. Daar wil ik handen en voeten aan geven en daar moet je je medebestuurders en deelnemers in meenemen. Daarnaast is ons fonds een gesloten fonds, dus ik ben ook veel bezig met kostenbeheersing. Doordat ik het businessmodel van degene die mij iets verkoopt nu beter begrijp, kan ik hier nog een slag in maken.’
Met een eerste editie waarbij 19 van de 20 plaatsen bezet waren, is er duidelijk behoefte aan verdere professionalisering van het bestuurdersvak. Maar kunnen we hier ook te ver in doorschieten? Hoeveel binding heeft een professionele externe bestuurder nog met de deelnemers? Het zijn terechte vragen volgens Covers: ‘Ik denk wel dat het in deze complexe wereld noodzakelijk was, zeker op beleggingsvlak. Maar wat bij ons fonds goed werkt is dat we twee professionals hebben en twee vertegenwoordigers uit de beroepsgroep.’
Leegwater pleit er tot slot voor om in plaats van over professionalisering te spreken, te spreken over deskundigheid: ‘Ieder bestuurslid is professioneel, maar het ging in de afgelopen jaren om hogere eisen ten aanzien van deskundigheid, met name op het gebied van vermogensbeheer en risicomanagement.’
Dit interview is geplaatst in de tweede editie van Fondsnieuws/Institutioneel - oktober 2019. Deze krant verschijnt dit jaar nog 2 keer. Als pensioenfondsbestuurder of institutionele belegger kunt u deze edities kosteloos ontvangen door u in te schrijven via deze link.