Frank 't Hart
i-CvksqTq-XL.jpg

Dat consumenten die zakken voor de kennistest, een product toch gewoon execution only kunnen aankopen, is geen effectieve vorm van consumentenbescherming, vindt advocaat financieel recht Frank ’t Hart.

‘Zorg óf dat een consument voldoende geïnformeerd is en laat hem vervolgens vrij in zijn keuze. Dan moeten wij daarvan ook de consequenties aanvaarden en niet later van financiële instellingen verlangen dat zij de gevolgen van een verkeerde beslissing voor hun rekening nemen. Of verplicht de consument die zakt voor de test om een adviseur in te schakelen als hij het product toch wil aanschaffen.’

’t Hart promoveerde vanmorgen aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Zorgplicht bij Financiële Dienstverlening.   

Zijn pleidooi komt erop neer dat er nu vaak geen duidelijke keuzes worden gemaakt met betrekking tot de zorgplicht zoals we die kennen uit de Wft. In zijn proefschrift onderscheidt hij vier fases waarin de zorgplicht van belang is: de productontwikkelingsfase, de wijze waarop producten worden gedistribueerd, het klantcontact en de invloed van de toezichthouder op de wijze waarop de zorgplicht wordt nageleefd. In elke fase zijn er volgens ’t Hart cruciale dilemma’s en moeten er keuzes gemaakt worden.

Verplichtingen van consumenten

Een van de punten die nu niet goed is geregeld, is volgens hem dat niet voor consumenten duidelijk is wat hun eigen verplichtingen zijn. ‘Je zou kunnen overwegen in het Burgerlijk Wetboek vast te leggen wat hun verplichtingen zijn. Ook de toezichthouder zou zich hierover kunnen uitlaten’, zegt hij. ‘De zorgplicht in de Wft is alleen gericht op financiële ondernemingen.’

De politiek maakt zich nu bijvoorbeeld zorgen over aflossingsvrije hypotheken. Dit zijn volgens ’t Hart in zijn algemeenheid ‘duidelijke producten met duidelijke voorwaarden’. ‘Toch zijn er mensen die zeggen dat ze niet hadden begrepen dat ze deze hypotheken moeten aflossen.

Ook worden aanbieders nu onder druk gezet klanten te activeren en mogelijk worden zij op enig moment zelfs onder druk gezet bepaalde leningen niet op te eisen of andere maatregelen te treffen omdat de politiek niet wil accepteren dat consumenten bepaalde consequenties van hun eigen keuzes dragen. ‘Wij moeten voorkomen dat de spelregels gedurende de looptijd van een product wijzigen. Het gevaar bestaat dat hierdoor de duurzaamheid van het verdienmodel van financiële ondernemingen wordt aangetast.’

Duidelijke keuzes

Het gaat er volgens ’t Hart om dat er duidelijke keuzes gemaakt worden en vervolgens dat je er ook op mag vertrouwen dat de situatie niet gaandeweg verandert en de consequenties van deze keuzes aanvaard worden.

Een vergelijkbaar probleem speelt rond spaardeposito’s. ‘Het idee hierachter is dat banken dit geld lang weg kunnen zetten, daarom krijgen klanten een boete als ze dit geld vroegtijdig opeisen. Maar nu zegt de AFM dat klanten bij belangrijke life events boetevrij geld moeten kunnen opnemen.’ Het is dan aan de banken om hierover een beslissing te nemen maar het kan niet zo zijn dat een toezichthouder dit feitelijk afdwingt.

Kijk je naar het klantcontact dan gelden er allerlei waarschuwings- en informatieplichten. ‘Er wordt nu uit vrees voor aansprakelijkheid veel te veel informatie aangeboden en Mifid II maakt dat alleen nog maar erger’, zegt ’t Hart.

‘Informatie die wordt verstrekt moet doelgericht en beperkt zijn. Te veel informatie nodigt niet uit tot lezen. Denk bijvoorbeeld aan gedetailleerde informatie omtrent de opbouw van de kosten verbonden aan financiële producten. Het zou beter zijn om alleen de allerbelangrijkste informatie aan de klant te verstrekken en alle overige informatie ter beschikking te stellen‘, vindt ’t Hart.

Daarnaast zou er volgens hem een strengere zorgplicht moeten gelden voor producten die in het primair levensonderhoud voorzien dan voor producten die daar niet in voorzien. Dit onderscheid maakt de wetgever op dit moment niet.

Toezicht van de AFM

Op de manier waarop de AFM toeziet op de naleving van de zorgplicht is volgens ’t Hart ook het een en ander aan te merken. ‘De AFM benadrukt het klantbelang. Financiële instellingen moeten dit belang centraal stellen. Op basis van deze gedachte wordt druk uitgeoefend om producten kostenefficiënter en dus goedkoper aan te bieden. Deze gedachte kent een grens en die grens zit in het feit dat een financieel product ook het resultaat dient te zijn van de afweging van de belangen van alle betrokken partijen en niet alleen de consument.

Een financiële instelling moet kunnen waken voor de continuïteit van haar onderneming. Anders komt het verdienmodel teveel onder druk te staan. En dit zal weer leiden tot zorgen bij de andere toezichthouder, DNB. Zo lijkt het erop dat sommige schadeverzekeringen in feite onder kostprijs worden aangeboden en dat kan niet op structurele basis. Dan moet of de premie omhoog als vermeden moet worden dat op andere producten de winst behaald moet worden, of de producten kunnen niet langer worden aangeboden.’

Als het gaat om beleggingsproducten, stuurt de AFM volgens ‘t Hart al langere tijd aan op passief beleggen. ‘Maar is actief verboden? Nee. Er wordt alleen heel erg gedrukt op de kosten. Moet prijs niet gewoon een kwestie van vraag en aanbod zijn? Als je een biefstukje bij de slager op de Cornelis Schuytstraat in Amsterdam Oud-Zuid koopt is dit ook duurder dan elders. Dat is vraag en aanbod.’

’t Hart: ‘Ik denk dat de toezichthouder in haar uitingen beter onderscheid moet maken tussen wat daadwerkelijk volgt uit rechtsnormen en wat zij zelf wenselijk acht. Anders voer je geen zuivere discussie en lijkt het – voor het grote publiek - of er meer misstanden zijn dan er daadwerkelijk zijn’. 

Author(s)
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No