Schermafbeelding 2022-06-07 om 21.06.11.png

Duurzaamheid krijgt een steeds prominentere rol binnen het beleggingsbeleid en de portefeuilleconstructie van asset owners. Gedreven door de klimaatakkoorden, druk vanuit de samenleving alsook het eigen verantwoordelijkheidsgevoel, wordt onder andere de CO₂-voetafdruk van de beleggingsportefeuille steeds vaker gemeten of wordt gestuurd op een reductie ervan.

Echter voor de meeste beleggingsportefeuilles, met daarin allocaties naar verschillende beleggingscategorieën, geldt dat het niet mogelijk is de CO₂-voetafdruk van de beleggingsportefeuille in zijn geheel te bepalen. Daardoor rijst de vraag bij veel asset owners welke delen van de beleggingsportefeuille wel en niet in scope zijn bij de implementatie van een reductiedoelstelling van de CO₂-voetafdruk van de beleggingsportefeuille en hoe dit kan worden vastgesteld. 

Voor elke beleggingscategorie wordt een keuze gemaakt of de beleggingscategorie onderdeel is van de implementatie. Dit kan worden gedaan door te beoordelen of de CO₂-voetafdruk kan worden gemeten en of er ook nog een reductiedoelstelling aan kan worden gekoppeld zodat er gestuurd kan worden op de CO₂-voetafdruk. Om deze keuze per beleggingscategorie onderbouwd te maken, kan een aantal stappen worden doorlopen. Als eerste wordt per beleggingscategorie bepaald of er een meeteenheid bekend is om de CO₂-voetafdruk te meten, rekening houdend met de meeteenheid die marktstandaard is.

Als de meeteenheid bekend is, wordt beoordeeld wat per beleggingscategorie de databeschikbaarheid en -kwaliteit is van de gekozen meeteenheden binnen de beleggingscategorie. Als de databeschikbaarheid en -kwaliteit bekend is, kan er een keuze worden gemaakt hoe er per beleggingscategorie mee om wordt gegaan.

Voor de beleggingscategorieën waar alleen de CO₂-voetafdruk gemeten wordt, wordt bepaald met welke meeteenheden er wordt gemeten en op welk moment de keuze voor het meten wordt heroverwogen. Als er gestuurd wordt op de CO₂-voetafdruk, dan wordt een reductiedoelstelling geformuleerd, aangevuld met een termijn waarop deze doelstelling moet worden behaald. Aanvullend wordt ook een referentiepunt bepaald ten opzichte waarvan de reductiedoelstelling voor de CO₂-voetafdruk moet worden gerealiseerd.

Meeteenheid

Een eerste stap in het proces is het bepalen van een meeteenheid waarmee de CO₂-voetafdruk van de beleggingscategorie gemeten wordt. Om inzicht te kunnen krijgen in de CO₂-voetafdruk wordt idealiter een meeteenheid gebruikt die de efficiëntie van de asset ten aanzien van de CO₂-emissie meet en die niet afhankelijk is van de grootte van een portefeuille. Op die manier kan een zuivere vergelijking worden gemaakt tussen de CO₂-voetafdruk van beleggingsportefeuilles en van een beleggingsportefeuille over tijd.

Daarnaast wordt, door de efficiëntie van de asset ten aanzien van de CO₂-emissie in acht te nemen, een vergelijking gemaakt tussen de CO₂-emissies van assets die gecorrigeerd zijn voor de grootte of omvang van de asset en is niet de absolute CO₂-emissie leidend. De methodiek om te corrigeren voor de grootte of omvang van een asset is afhankelijk van de beleggingscategorie. Voor aandelen en bedrijfsobligaties wordt dit gedaan door de CO₂-emissies te delen door de omzet of marktwaarde van een bedrijf. Voor beleggingscategorieën met onroerend goed als onderpand, zoals vastgoed en hypotheken, kan er worden gecorrigeerd voor de waarde van het onderpand, omzet of geïnvesteerd vermogen. 

Een aandachtspunt tijdens het proces van het vaststellen van de meeteenheid is dat er voor de verschillende beleggingscategorieën een vergelijkbare meeteenheid wordt gekozen. Dit maakt het beter mogelijk beleggingscategorieën onderling te vergelijken en beperkt de complexiteit die kan ontstaan door verschillende meeteenheden te hanteren. Beleggingscategorieën waarvoor in de markt nog geen marktstandaard is gedefinieerd ten aanzien van de meeteenheid, zijn in de regel niet geschikt om op te nemen in de implementatie. 

Databeschikbaarheid en -kwaliteit

Als een meeteenheid is gedefinieerd, is een volgende stap in het proces het vaststellen van de databeschikbaarheid en -kwaliteit. Zowel voldoende databeschikbaarheid als -kwaliteit zijn essentieel voor het robuust kunnen vaststellen van de CO₂-voetafdruk van een beleggingscategorie. Voldoende databeschikbaarheid is afhankelijk van het percentage gerapporteerde en geschatte CO₂-emissie data die beschikbaar is, waarbij een uitsplitsing gemaakt kan worden naar de beschikbaarheid van enkel scope 1 en 2 emissies en scope 1, 2 en 3 emissies. Omdat het percentage beschikbare scope 3 emissie data voor veel beleggingscategorieën ontoereikend is, zijn scope 3 CO₂-emissies zelden onderdeel van een reductiedoelstelling. Deze beperkte databeschikbaarheid is het gevolg van de brede definitie van scope 3 emissies die alle CO₂-emissies upstream en downstream omvatten.  

Datakwaliteit kan worden bepaald door de periode waarover gerapporteerde CO₂-emissie data beschikbaar is en of er marktconsensus is over de methodiek om CO₂-emissies aan een asset te alloceren. Op het moment dat pas recent data beschikbaar is voor een klein deel van het aantal assets binnen een beleggingscategorie, resulteert dat in beperkte robuustheid bij het meten van de CO₂-voetafdruk. Dit heeft een hogere volatiliteit in de CO₂-voetafdruk tot gevolg waardoor het lastiger is om daarop te sturen. 

Implementatiekeuze

Wanneer de meeteenheid is gedefinieerd en de databeschikbaarheid en -kwaliteit bekend zijn, kan per beleggingscategorie een keuze worden gemaakt of deze wordt uitgesloten van de implementatie, of de CO₂-voetafdruk wordt gemeten of dat er een reductiedoelstelling wordt geformuleerd om te sturen op de CO₂-voetafdruk. Uitsluiting van implementatie is enkel aan de orde als er voor de betreffende beleggingscategorie geen eenduidige meeteenheid bekend is of dat de kwaliteit van de gerapporteerde data (nog) onvoldoende is.

Het enkel meten van de CO₂-voetafdruk wordt geadviseerd als de databeschikbaarheid of -kwaliteit nog niet van voldoende niveau is of als de interpretatie van de data nog lastig is. Als de meeteenheid wel gedefinieerd is en de databeschikbaarheid en -kwaliteit van voldoende kwaliteit zijn, kan er voor de betreffende beleggingscategorie een reductiedoelstelling worden geformuleerd. 

Reductiedoelstelling

Onderdeel van een reductiedoelstelling is het definiëren van een referentiepunt ten opzichte waarvan de reductie moet worden gerealiseerd. Ook de termijn waarbinnen de reductie moet worden behaald wordt vastgelegd in de reductiedoelstelling. Gebruikelijke referentiepunten zijn een nulmeting van de CO₂-voetafdruk van de portefeuille, een marktbrede benchmark of een duurzame benchmark. De uiteindelijke keuze voor een referentiepunt is afhankelijk van de beleggingscategorie en de invulling ervan. Bepaalde referentiepunten lenen zich namelijk minder voor bepaalde strategieën binnen een beleggingscategorie. Zo is het toepassen van sommige duurzame benchmarks voor een actieve aandelenstrategie niet passend gezien de stringente voorwaarden ten aanzien van uitsluitingen en jaarlijkse CO₂-reducties die de toegevoegde waarde van de manager beperken. 

Het te hanteren referentiepunt is afhankelijk van de strategie binnen een beleggingscategorie maar ook van de referentiepunten die voor andere beleggingscategorieën worden gebruikt. Zo kan voor de beleggingsportefeuille in zijn geheel een duidelijkere doelstelling worden geformuleerd zonder de complexiteit van een scala aan referentiepunten.  

Dataproviders

Uit voorgaande blijkt dat voor de implementatie van CO₂-beleid data benodigd is. Voor de meeste liquide beleggingscategorieën kan er CO₂-emissie data worden ingekocht bij dataproviders. Daarbij geldt dat voor de meest liquide strategieën, zoals aandelen ontwikkelde markten, er een hoge correlatie is tussen de CO₂-emissie data die wordt aangeleverd door de verschillende dataproviders. Dit komt doordat deze data voornamelijk bestaat uit data die publiekelijk wordt gerapporteerd en daardoor over het algemeen direct, na het uitvoeren van een aantal datachecks, wordt overgenomen door de dataproviders, waardoor er niet of nauwelijks discrepanties zijn tussen de aangeleverde data van verschillende dataproviders. 

Naast de gebruikelijke aspecten, zoals service en kosten, kan er onderscheid gemaakt worden tussen dataproviders op basis van de totstandkoming van geschatte data en de ontwikkeling en verzameling van data die nog niet publiekelijk beschikbaar is. De geschatte data komt namelijk tot stand op basis van in-house modellen van dataproviders, waardoor de datakwaliteit afhankelijk is van de kwaliteit van het model. Daarnaast is het verstandig om bij de selectie van een dataprovider te inventariseren in welke mate er additionele data wordt verzameld die direct bij bedrijven wordt opgehaald en daarmee de publiek beschikbare set aanvult. Ook de ontwikkeling van een methodiek om data te kunnen aanbieden voor beleggingscategorieën waar op dit moment nog geen data voor beschikbaar is, kan een belangrijk onderscheidend vermogen zijn van een dataprovider. 

De implementatie van het CO₂-beleid kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Echter, er is wel een aantal factoren dat van belang is in het implementatieproces om de robuustheid van het meten van de CO₂-voetafdruk te vergroten. Gegeven het hoge tempo van de ontwikkelingen op het gebied van beschikbare CO₂-emissie data en de ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, zoals SFDR en EU Taxonomy, is het definiëren van een eenduidige aanpak om per beleggingscategorie een onderbouwde afweging te maken van toegevoegde waarde.   

Hugo Elsing is consultant in de business line Investment Consultancy bij AF Advisors.  AF Advisors is één van de kennisexperts die maandelijks een bijdrage voor Investment Officer schrijft.

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No