Concurrentie en regelgeving hebben gezorgd voor een ontwikkeling in het aanbod aan vermogensbeheerconcepten; van vermogensbeheer 1.0, via 2.0 naar vermogensbeheer 3.0. De institutionalisering van structuren voor particuliere beleggers zorgt voor een efficiënte klantbediening. De banken trekken hiermee de regie meer naar zich toe. Maar wat zijn de nadelen en hoe ziet vermogensbeheer 4.0 er uit?
Door de coronacrisis en de volatiliteit op de beurzen is de aandacht voor beleggen weer actueel. De particuliere belegger zag kansen dankzij initieel sterk dalende en daarna verrassend snel stijgende beurzen en er ontstonden zowaar wachtlijsten bij brokerplatforms.
Toch belegt het overgrote deel van de Nederlandse beleggers al generaties bij de drie grootbanken: ABN Amro Bank, ING Bank en Rabobank. Dankzij een sterke consolidatie maar met enige achterstand in belegd vermogen, hebben InsingerGilissen en Van Lanschot Kempen zich aangesloten bij deze kopgroep.
Deze vijf banken beleggen samen het overgrote deel van het geld van de Nederlandse beleggers. Alle vijf zijn ze de afgelopen jaren bezig geweest met het verder ontwikkelen van hun beleggingsproposities voor dezelfde doelgroep.
Vermogensbeheer 1.0: individuele aandelen en obligaties
Van oudsher bestonden de beheerconcepten in de Nederlandse retailmarkt uit een portefeuille met individuele aandelen en obligaties. Later werden ook zogenaamde huisfondsen of beleggingsfondsen van externe managers opgenomen. Dit noemen we vermogensbeheer 1.0.
Wel bestonden daarbij nog vele andere vermogensbeheerconcepten binnen de banken en was er voor lokale beleggingsadviseurs nog veel vrijheid om maatwerk te leveren. Dit leidde in sommige gevallen tot een betere bediening van de klant, maar voornamelijk tot een operationeel zeer complexe organisatie van transactie afhandeling en in sommige gevallen lokaal hobbyisme.
Vermogensbeheer 2.0: Modelportefeuilles
Mede dankzij MiFID-regelgeving en regelgeving gericht op consumentenbescherming ontstond de noodzaak tot een bepaalde mate van centrale coördinatie van vermogensbeheer. Een belangrijke innovatie daarbij was de ‘modelportefeuille’.
In vermogensbeheer 2.0 werd centraal bepaald hoe de beheerportefeuille voor alle klanten eruit hoorde te zien, met een bijbehorende sterke inperking van de vrijheid van de lokale beleggingsadviseur. De keerzijde was minder maatwerk voor klanten tegen meestal dezelfde of inmiddels hogere kosten.
Toch verbeterde het niveau van dienstverlening doordat er centraal professionele beleggers werden aangetrokken die de beheerportefeuilles gemiddeld gezien inhoudelijk beter invulden. Daarnaast werden de beheerportefeuilles, onder druk van deze professionele beleggers en de toezichthouder, deels of geheel ingevuld met beleggingsfondsen van fondsbeheerders die niet gelieerd waren aan de banken.
Vermogensbeheer 3.0: Wrappers
De banken werden daardoor wel afhankelijk van de nukken en grillen van deze externe asset managers. Veelgehoorde klachten waren er over de transparantie van de onderliggende beleggingen, de onwelwillendheid om maatwerk te leveren en met name over het kostenniveau. De banken belegden via de externe asset managers vergelijkbare vermogens als institutionele beleggers, maar werden niet op dezelfde manier bediend. Daar waar asset managers in deze tijd recordwinsten behaalden, kwamen de verdienmodellen van banken dankzij regelgeving en een dure inefficiënte organisatie steeds meer onder druk te staan.
Dit alles leidde tot de volgende innovatie; de ‘wrapper’. De vijf dominante banken maken inmiddels in meer of minder mate gebruik van wrappers. Een wrapper is een fondsstructuur om de gehele (of een deel van de) modelportefeuille heen. Hierbij belegt de particuliere belegger via de wrapper in de onderliggende beleggingen. Dit heeft als voordeel een efficiënter orderafhandeling, omdat er gebruik wordt gemaakt van de infrastructuur binnen het beleggingsfonds en er niet langer voor iedere individuele klant aparte transacties moeten worden uitgevoerd. Daarnaast maakt dit institutionele inkoop van extern asset management mogelijk, met bijbehorende voordelen als meer maatwerk, betere transparantie en lagere kosten.
De toekomst is maatwerk
ABN Amro Bank, de marktleider op het gebied van particulier vermogensbeheer, was de eerste grootbank die met deze wrappers ging werken, in de vorm van mandaatfondsen. De vier andere banken volgden, maar hebben dit op verschillende manieren ingericht.
Zo maakt Rabobank gebruik van het externe platform van BlackRock voor het opzetten van de wrappers en het selecteren en onderhandelen met de onderliggende externe asset managers. De andere vier banken maken gebruik van interne assetmanagement-organisaties. ING Bank en InsingerGilissen kiezen ervoor om een wrapper om het gehele beleggingsproduct (per beleggingsconcept en risicoprofiel) aan te bieden, terwijl de andere drie dit per bouwblok (beleggingsstrategie of beleggingscategorie) doen. De verschillende structuren hebben gemeen dat de kosten voor de particuliere belegger zijn gedaald en het operationeel minder complex en minder foutgevoelig is geworden.
Additionele kosten
Toch kent ook vermogensbeheer 3.0 nog steeds nadelen. De wrapper zorgt voor een additionele laag aan kosten die alleen bij voldoende schaal kan worden goedgemaakt. Daarnaast zorgt standaardisatie voor een rationalisatie van het aantal beleggingsconcepten en minder mogelijkheden tot maatwerk. Ook transparantie blijft een aandachtspunt; banken blijken niet altijd méér transparant te zijn dan asset managers.
Dit alles heeft invloed op de verdere ontwikkeling richting vermogensbeheer 4.0. Een mogelijke innovatie kan komen uit de hoek van ‘mass customization’: technologische ontwikkelingen die het mogelijk maken om kostenefficiënt maatwerk te leveren, ook aan minder vermogende klanten.
Daarnaast zal de toekomst van het beleggingsfonds het komende decennium onder druk komen te staan. Blockchain-technologie, maar ook reeds bestaande fintech-alternatieven in de vorm van crowdfundingplatformen, zullen de operationele inrichting van beleggingsfondsen onder druk zetten.
Wanneer er beleggingsportefeuilles op maat kunnen worden gemaakt zonder gebruik te maken van fondsen zoals bij de wrappers, dan is het niveau van maatwerk van vermogensbeheer 1.0 haalbaar zonder de bijbehorende nadelen. De vraag is of deze innovatie tijdig door de vijf marktleiders wordt geleverd of dat er nieuwe aanbieders op gaan staan.
Nienke Kuppens is director van het onafhankelijke consultancybureau AF Advisors. Zij is gespecialiseerd in retail beleggingsconcepten en product management. Kuppens is betrokken geweest bij de ontwikkeling van retailproducten voor meerdere banken. AF Advisors is één van de kennisexperts die maandelijks een bijdrage voor Fondsnieuws schrijft.