Bij transitieprojecten voor beleggingsfondsen is er geen grotere frustratie dan het continue verschuiven van deadlines en het ongecontroleerd oplopen van kosten. Recente ontwikkelingen zorgen voor complexere projecten waarbij de mogelijke negatieve impact sterk is toegenomen. Hoe komt dat? En hoe kan frustratie daarover worden voorkomen?
Dat schrijft Saskia Leonard, partner van AF Advisors. Het in Rotterdam gevestigde consultancybureau zal maandelijks, door wisselende medewerkers over uiteenlopende onderwerpen, voor Fondsnieuws een bijdrage schrijven.
‘Een transitieproject betreft het samenvoegen, verhuizen of opheffen van beleggingsfondsen met impact op de onderliggende beleggingen. Er zijn bijzonder veel beleggingsfondsen en structuren met veel overlap. Er kunnen dan ook uiteenlopende redenen zijn waarom een transitieproject wordt ingezet. Traditioneel gaat het bijvoorbeeld om het stroomlijnen van het assortiment na een fusie of overname. Een heroverweging van de strategie of het opschonen van het assortiment kan ook een reden zijn. Zijn de fondsen niet te klein? Zijn ze wel winstgevend? Of passen ze nog steeds bij de beleggingsovertuigingen van de desbetreffende asset manager, pensioenfonds, bank of verzekeraar?
Transitieprojecten zijn complex omdat ze raken aan diverse bedrijfsonderdelen en dus een multidisciplinaire aanpak nodig hebben. In de praktijk zien we dat de kenmerken van veel van deze projecten zijn veranderd, met als gevolg een nog verder toenemende complexiteit. Dat betekent ook dat er steeds meer frustratie kan ontstaan, met een grotere kans op externe reputatieschade, indien transitieprojecten niet goed lopen met het uitstellen van deadlines en het overschrijden van het budget tot gevolg. Wat zijn de trends die zorgen voor die extra complexiteit?
Trend naar mandaten
Oorspronkelijk waren vaak kostenoverwegingen of het ‘opruimen’ van de woekerpolissen de aanleiding voor het aanpassen en/of samenvoegen van beleggingsproducten. Tegenwoordig zijn er steeds meer andere redenen. Zo leiden overnames regelmatig tot projecten waarbij de overgenomen beleggingsproducten worden geïntegreerd in interne beleggingsproducten. Er is ook een trend waarneembaar waarbij externe fondsbeleggingen worden omgezet naar eigen (fondsen met) mandaten.
Bij voldoende omvang zijn de kosten van mandaten lager en is het mogelijk om meer controle en invloed uit te oefenen op het beleggingsbeleid, bijvoorbeeld op het gebied van uitsluitingen en andere ESG-richtlijnen. Die wens neemt steeds toe.
Trend naar alternatieve beleggingen
Aanvankelijk gingen transitieprojecten van beleggingsfondsen vooral om traditionele asset classes, zoals aandelen, obligaties en liquide middelen die werden overgedragen aan min of meer vergelijkbare fondsen. Gaandeweg is er ook in toenemende mate sprake van transities in illiquide asset classes en transities tussen verschillende fonds- en mandaatstructuren in verschillende domicilies. Hier komen allerlei extra aspecten bij kijken die zorgen voor extra complexiteit en een langere doorlooptijd.
Een concreet voorbeeld hiervan zijn ‘over the counter’ derivaten, zoals renteswaps en onderhandse leningen. Deze kunnen niet zomaar per standaard instructie ‘overgeboekt’ worden van de ene naar de andere custody rekening. Er is een complex(er) innovatieproces nodig waarbij onder andere de juridische impact aanzienlijk is.
Een ander voorbeeld waar het nog complexer wordt, betreft alternatieve beleggingen met zeer illiquide activa zoals private equity deelnemingen en investeringen in windmolenparken. Dit type beleggingen is vaak ondergebracht in complexe (fonds)structuren waardoor de juridische impact nog groter wordt. Ook moet er veel aandacht worden besteed aan de gebruikte waarderingen van de assets bij de transitie. Bij dit soort investeringen zijn er ook vaak mede-investeerders en daarmee is ook de nodige afstemming vereist.
Impactanalyse van cruciaal belang
Bij transitietrajecten wordt al snel gevraagd naar een implementatieplan, hoe snel kan het project worden afgerond en tegen welke kosten? Hiervoor is een gedegen impactanalyse nodig en het is noodzakelijk om eerst hierin te investeren.
Met de toenemende complexiteit wordt de benodigde voorbereidingstijd regelmatig onderschat en kunnen er ‘konijnen uit de hoge hoed komen’ die vertraging en extra kosten kunnen veroorzaken. De benodigde inspanningen en tijd voor het communicatie- en goedkeuringstraject van participanten en toezichthouders is hiervan een goed voorbeeld. Onderschatting van de doorlooptijd zal leiden tot een uitstel van de transitie. Een ander voorbeeld is dat er niet voldoende aandacht wordt besteed aan transactiekosten en fiscale impact. Hiervan zijn extra (compensatie)kosten het gevolg.
Naast de ongewenste effecten op doorlooptijd, kosten en het resultaat vanuit een project perspectief zijn er ook nog andere negatieve gevolgen die kunnen optreden. Denk hierbij niet alleen aan externe impact zoals reputatieschade – verhoudingen met klanten en co-investeerders, maar ook aan de interne impact. Problemen binnen een implementatieproject frustreren de samenwerking en de relatie tussen de betrokken medewerkers, afdelingen en het management. Het investeren in een gedegen impactanalyse is daarom van cruciaal belang.’
Saskia Leonard is partner van het onafhankelijke consultancybureau AF Advisors. Zij is gespecialiseerd in het leiding geven aan complexe fondsrationalisatie- en transitieprojecten bij asset managers, pensioenuitvoerders en fiduciair managers.