Esma publiceerde recent nieuwe richtsnoeren voor het gebruik van ESG- of duurzaamheidsgerelateerde termen in fondsnamen. Deze richtsnoeren hebben als doel greenwashing door onterecht gebruik van duurzame termen te verminderen.
De naam van een fonds is het eerste wat beleggers zien en is daarmee een krachtig marketinginstrument. Beleggers die kiezen voor een duurzame strategie mogen verwachten dat fondsen met deze termen in de naam ook daadwerkelijk aan bepaalde standaarden voldoen. Maar zullen deze nieuwe richtsnoeren van de European Securities and Markets Authority dat waarborgen? Dat is maar de vraag. Door binnen deze richtsnoeren gebruik te maken van de open normen van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), zal de onzekerheid rond gebruikte duurzame termen niet verdwijnen.
De vereisten in een notendop
Om duurzame termen in een fondsnaam te mogen (blijven) opnemen, moet aan meerdere vereisten worden voldaan. Esma maakt hierbij onderscheid tussen verschillende soorten duurzame termen. Alle termen afgeleid van of terug te herleiden naar duurzaamheid, impact, transitie, milieu, sociaal, governance of een combinatie hiervan, worden geraakt. Op elk van deze duurzame termen is een algemene eis van toepassing.
Wil je gebruik (blijven) maken van een duurzame term in de fondsnaam? Dan moet 80 procent van de beleggingen voldoen aan de in SFDR-documentatie beschreven gepromote kenmerken of duurzame beleggingsdoelstellingen. Dit impliceert dat in Artikel 6-fondsnamen vanaf nu ook formeel geen plaats meer is voor duurzame termen, waar dit eerder al op zijn minst opmerkelijk te noemen was. Deze fondsen rapporteren immers niet over gepromote kenmerken of duurzame beleggingsdoelstellingen.
Hiernaast gelden, afhankelijk van de gebruikte term, specifiekere eisen. Wanneer in de fondsnaam een woord afgeleid van “duurzaam” of “sustainable” is opgenomen, moet het fonds ook daadwerkelijk betekenisvol investeren in duurzame beleggingen. De relevante definitie van duurzame beleggingen stamt uit SFDR en wordt door partijen in de praktijk naar eigen inzicht ingevuld.
Bevat een fondsnaam sociaal, governance of transitie gerelateerde termen, dan mag je niet meer beleggen in ondernemingen die betrokken zijn bij controversiële wapens of tabak, of die de UNGC-principes of OESO-richtlijnen schenden. Voor fondsen met impact-, milieu- of duurzaamheid gerelateerde termen in de naam gaat dit nog een stapje verder: zij moeten voldoen aan de Paris Aligned Benchmark uitsluitingen. Naast de genoemde uitsluitingen zullen voor deze fondsen dus ook uitsluitingen gerelateerd aan fossiele brandstoffen gaan gelden.
Voor fondsen met impact of transitie in de naam geldt dat zij moeten aantonen dat hier daadwerkelijk een bijdrage aan wordt geleverd. Ten slotte zullen de regels cumulatief gelden als een fondsnaam meerdere soorten termen bevat. Behalve bij transitie gerelateerde termen, in dat geval gelden uitsluitend die regels.
Wat betekent dit voor vermogensbeheerders?
Na vertaling van de richtsnoeren hebben vermogensbeheerders negen maanden de tijd om ervoor te zorgen dat zij deze naleven. Voor nieuwe fondsen gelden de regels vanaf drie maanden na vertaling. Uit een eigen analyse voor één van de vereisten, op basis van Morningstar-data, blijkt dat ongeveer 15 procent van de door Nederlandse managers aangeboden fondsen in Nederland een fondsnaam heeft met daarin een term gerelateerd aan duurzaamheid. Daarmee vallen zij onder het strengere uitsluitingenregime. Vermogensbeheerders zullen moeten nagaan of deze fondsen daadwerkelijk niet beleggen in uitgesloten ondernemingen.
Beperkte effectiviteit in de praktijk
Het reguleren van duurzame fondsnamen om greenwashing en dus het misleiden van beleggers te verminderen, is een logische stap. De introductie van verplichtingen op het gebied van uitsluitingen is een concrete, maar wel een arbitraire invulling hiervan. Andere eisen, die samenhangen met SFDR, werken minder effectief. In de praktijk zien we dat de definitie van duurzame beleggingen door verschillende partijen verschillend uitgelegd wordt. Of een fonds betekenisvol in duurzame beleggingen belegt, hangt voornamelijk af van de eigen invulling van wat een duurzame belegging is en minder van het beleggingsbeleid. Ook de berekeningswijze van het percentage van een fonds dat ecologische en sociale kenmerken promoot, verschilt substantieel tussen partijen en is daarmee niet vergelijkbaar of uniform. Zolang uniforme uitleg van SFDR ontbreekt, zullen maatregelen als deze dus niet harmoniserend werken. Het risico bestaat daarnaast dat partijen verder de grenzen van de SFDR-normen zullen opzoeken om zo gebruik te kunnen blijven maken van duurzame fondsnamen.
Maureen van Wijk is analist bij AF Advisors. AF Advisors is een van de kennisexperts die maandelijks een bijdrage voor Investment Officer schrijft.