Uitvoerders en service providers zijn al druk in de weer om de impact van het nieuwe pensioenstelsel op hun operationeel model te analyseren, vaak op basis van aannames over de keuzes die pensioenfondsen daarbij kunnen maken. Voor de volgende stap zouden deze aannames moeten worden vervangen door daadwerkelijke voorlopige keuzes.
Een operationeel model geeft een overzicht van de organisatorische inrichting van processen middels de inzet van medewerkers, infrastructuur, data en service providers. De huidige operationele modellen van pensioenfondsen en uitvoerders zijn ingericht op het FTK-regime. Een nieuwe pensioenvorm (het solidaire of flexibele contract) vereist een nieuw operationeel model.
Belangrijk bij het vaststellen van het operationeel model is de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen het pensioenfonds en de service providers. De keuze voor interne of externe inrichting van processen kan een grote invloed hebben op de efficiëntie van het operationeel model.
Een uitbesteding van dienstverlening kan gewenst zijn, afhankelijk van de flexibiliteit en functionele mogelijkheden van de huidige inrichting. Nieuwe rollen en verantwoordelijkheden vragen ook om een aanpassing op de monitoringsfunctie op de service providers. Dit blijft vaak onderbelicht in de uitwerking van het nieuwe operationeel model.
Naast de hoofdkeuze voor één van de twee pensioenvormen zijn er vele varianten mogelijk die allemaal eisen stellen aan de operationele inrichting. De keuzes die een pensioenfonds gaat maken binnen de mogelijkheden van de nieuwe contracten zullen daarop veel impact hebben. De keuzes met de grootste impact op het operationeel model worden in dit artikel nader benoemd en toegelicht.
Belangrijke keuzes solidair contract
In het solidaire contract is het mogelijk om jongere deelnemers in de desbetreffende cohorten, meer dan 100% exposure te geven naar het rendement van de portefeuille met zakelijke waarden. In de modellen om de impact van het nieuwe solidaire contract in te schatten, komt dit vaak naar voren als bron voor een beter resultaat. Daarmee is het ook een belangrijke onderscheidende factor ten opzichte van het flexibele contract.
Maar het is de vraag of het ook praktisch en eenvoudig kan worden ingericht en toegepast. Operationele complexiteit kan leiden tot hogere kosten waardoor de betere resultaten in de praktijk kunnen tegenvallen. Het is ook geen eenvoudige systematiek om transparant te maken richting deelnemers. In hoeverre fondsen voor leverage zullen gaan kiezen blijft daardoor onzeker.
Methodiek voor het beschermingsrendement
Belangrijk is of voor het beschermingsrendement wordt uitgegaan van een systematiek op basis van veranderingen in de swaprentes via de DNB rente termijn structuur (RTS), of van het daadwerkelijke rendement van beschermingsportefeuilles. Voor het operationele model is het van belang in hoeverre rekening moet worden gehouden met het inrichten, beheren en administreren van beleggingsbouwstenen en hoe de rendementen hiervan worden toegerekend aan de diverse cohorten.
Bij het toepassen van de RTS-systematiek ligt er meer complexiteit bij de deelnemersadministratie die het rendement moet gaan toerekenen aan cohorten en deelnemers.
Tenslotte zal binnen het solidaire contract de cohort indeling een belangrijk aspect zijn, met daarbij de exposure per cohort naar het rendement van de verschillende beleggingsportefeuilles en het afdekken van renterisico’s. Het afbouwen van het beleggingsrisico vindt plaats doordat een deelnemer verschuift van cohort naar cohort met steeds minder exposure naar hoog risico beleggingsportefeuilles ten faveure van de exposure naar laag risico portefeuilles. Een effectieve afbouw van het risico vereist een relatief groot aantal cohorten voor oudere deelnemers, om timing risico’s te beperken.
Belangrijke keuzes flexibel maken
Bij het flexibele contract gelden de huidige PPI’s en commerciële iDC proposities als een goed voorbeeld voor de mogelijke inrichting. Er zijn wel belangrijke verschillen in de inrichting van de beleggingen, de liquiditeit, de verwerking van transacties en de transparantie over beleggingen. Pensioenfondsen zijn gewend aan het maandelijks verwerken van cashflows die samenhangen met premies en pensioenuitkeringen ten opzichte van de beleggingen.
Er wordt gewerkt met een relatief groot scala aan asset classes, bouwstenen en beleggingsvehikels, met als klassieke indeling een matching- en returnportefeuille. iDC proposities werken doorgaans met een meer gedetailleerde verdeling over beleggingsfondsen per asset class waarbij dagelijkse liquiditeit de standaard is met online transparantie voor deelnemers over de fondsen en waarde ontwikkeling.
Risicoprofielen en life cycle paden
Binnen het flexibele contract is het voor het operationeel model van belang hoe de portefeuilles van deelnemers worden ingericht, met bijbehorende risicoprofielen en life cycle paden. Relevante keuzes betreffen het mogelijk aanbieden van statische of dynamische life cycling, het vormgeven van de rebalancing en of deelnemers ook zelf beleggingsfondsen mogen kiezen binnen de restricties van de asset mix die hoort bij hun risicoprofiel en beleggingshorizon.
Over naar de uitkeringsfase
Vervolgens is het van belang hoe de overgang van de opbouwfase naar de uitkeringsfase gaat plaatsvinden. In het geval van een collectief voor de uitkeringsfase kan ervoor worden gekozen om deelnemers in de jaren voor pensioen al in te laten stromen in dat collectief. Het alternatief is een overgang in één keer bij de pensionering, wat ook gebruikelijk is bij een individuele benadering van de uitkeringsfase.
Tenslotte is de inrichting van de uitkeringsfase bij dit contract ook van grote invloed op het operationeel model. Zoals al aangegeven kan er worden gekozen voor een individuele benadering of het hanteren van een collectief. Indien de uitkering alleen wordt vormgegeven via een variabel pensioen, zullen de deelnemers te maken krijgen met ‘shoprecht’ voor een vaste uitkering.
Een alternatief is dat er ook een ‘vaste’ uitkering door het pensioenfonds wordt aangeboden. Dit komt neer op de huidige nominale uitkering met toepassing van het FTK, hetgeen zeker zal leiden tot extra complexiteit omdat er dan weer sprake is van beleggen voor risico van het fonds in plaats van de deelnemer.
Keuzes maken – lastig maar noodzakelijk
Er wordt veel overleg gevoerd tussen pensioenfondsen, maar ook met pensioenadministrateurs, pensioenuitvoerders/fiduciair managers en beleggingsadministrateurs/custodians. In onze dagelijkse praktijk bespeuren we zeker de wil om aan de slag te gaan, maar ook twijfel om door te zetten zolang de zekerheid ontbreekt over de definitieve wetgeving. Bovendien vinden pensioenfondsen het soms lastig om te bepalen waar te beginnen.
Er ontstaat een patstelling als pensioenfondsen wachten op duidelijkheid vanuit de wetgever en toezichthouder en de service providers op duidelijkheid vanuit de pensioenfondsen. Ook binnen organisaties is deze dynamiek zichtbaar: beleggers wachten op de juristen en de administrateurs op de beleggers.
Het is belangrijk om te wijzen op de beperkte verandercapaciteit bij alle betrokken partijen. Voor een effectief haalbare transitie naar een nieuw pensioencontract zal een gefaseerde implementatie nodig zijn in de overgangsperiode tussen 2024 en 2027. Bij de grote pensioenuitvoerders is de verwachting dat fondsen per einde jaar over willen gaan, en niet gedurende het jaar.
Fondsen die niet vast willen komen te zitten in een implementatie bottleneck moeten er dan naar streven om al in 2024 of 2025 over te kunnen. In dat geval is het verstandig en noodzakelijk dat pensioenfondsbesturen zich nu al oriënteren op de keuzes die te maken zijn, en daarbij zelfs al voorlopige beslissingen gaan nemen.
Sef Laschek is director bij AF Advisors. Hij is gespecialiseerd in het ontwerpen, ontwikkelen en vermarkten van beleggingsproducten en -oplossingen voor vermogensbeheerders, banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenregelingen. AF Advisors is één van de kennisexperts die maandelijks een bijdrage voor Fondsnieuws schrijft.