Liquide beleggingen zoals aandelen of obligaties zijn voor iedere belegger makkelijk toegankelijk tegen relatief lage kosten. Investeren in alternatieve beleggingscategorieën zoals hypotheken, vastgoed en grondstoffen biedt diversificatievoordelen, maar is minder eenvoudig.
De markt voor dergelijke beleggingen is beperkt toegankelijk en de noodzakelijke informatie om het kaf van het koren te scheiden, is schaars. Daarnaast zijn dit doorgaans dure beleggingen, die pas vanaf een serieuze schaalgrootte het overwegen waard worden.
Het is daarom niet verwonderlijk dat alternatieve beleggingen traditioneel het domein zijn van onze pensioenfondsen. Tezamen beheren zij ongeveer 1500 miljard euro. Naast de gewenste schaalgrootte beschikken zij ook over voldoende expertise: de grootste pensioenfondsen worden beheerd door fiduciaire beheerders zoals APG of PGGM waar een grote deskundigheid aanwezig is over alternatieve beleggingen.
In dit artikel bespreken we de voornaamste ontwikkelingen bij pensioenfondsen ten aanzien van drie categorieën alternatieve beleggingen waarbinnen het nodige is gebeurd: hypotheken, vastgoed en grondstoffen.
Groeiende allocatie naar alternatives
Het vermogen van Nederlandse pensioenfondsen is de laatste jaren gemiddeld met 5 procent per jaar gegroeid, een direct gevolg van gunstige markten. De allocatie naar alternatives is echter harder gegroeid: van 25 procent in 2010 tot de huidige 30 procent, waarbij vooral de laatste jaren een sterke stijging zichtbaar was. Dit is een direct gevolg van de lage rentes die hebben geleid tot een search for yield.
Met hun zeer lange beleggingshorizon, schaalgrootte en expertise zijn pensioenfondsen bijzonder goed gepositioneerd om illiquiditeit en complexiteit toe te voegen aan hun portefeuille. Hiermee is een premie te verdienen, waardoor minder liquide of complexere beleggingen tegenwoordig steeds vaker worden geprefereerd boven bijvoorbeeld obligaties met een zeker negatief rendement.
Hypotheken
De grote winnaar van de search for yield zijn Nederlandse particuliere woninghypotheken. Waar het rendement op een 10-jaars lening aan de Nederlandse staat momenteel een rente kent van -0,5 procent, schommelt het laagste tarief voor een 10-jaars hypotheeklening met NHG rond de 1 procent. Met zo’n NHG-label staat de overheid de facto garant indien een leningnemer niet meer kan betalen. Het kredietrisico op een staatslening en een NHG-gegarandeerde hypotheeklening zijn daarmee vergelijkbaar.
De markt voor hypotheken is wel minder liquide: tussentijds verkopen verdient niet de voorkeur vanwege een beperkte markt van vraag en aanbod. Daarnaast vergt deze belegging ook schaal: één hypotheeklening aan één persoon met een bepaalde woning als onderpand kent specifieke risico’s, terwijl een portefeuille van 1.000 leningen met spreiding over het hele land vrijwel alleen nog het algemene marktrisico kent.
Het is hiermee niet verwonderlijk dat pensioenfondsen de afgelopen tien jaar tientallen miljarden in hypotheken hebben geïnvesteerd. De teller bij pensioenfondsen staat momenteel op circa 60 miljard euro. De asset class is ondertussen zo ingeburgerd, dat het label alternative misschien zelfs niet meer van toepassing is.
Vastgoed
Net zoals veel particuliere beleggers, zien pensioenfondsen het kopen van vastgoed om dat vervolgens te verhuren, als interessant alternatief in deze tijden van lage rente. Voor pensioenfondsen zijn dit meestal kantoren, winkelpanden of logistieke centra, maar soms ook woningen bedoeld voor verhuur aan particulieren.
De grote pensioenfondsen hebben hun vastgoedbeleggingen reeds over de hele wereld, maar er tekent zich ook een trend af dat ook kleinere fondsen hun beleggingen steeds meer spreiden. Veel kleinere fondsen hebben hun Nederlandse vastgoed deels verkocht om te kunnen participeren in vastgoedfondsen die in het buitenland beleggen.
Momenteel beleggen onze pensioenfondsen voor bijna 150 miljard euro in vastgoed. De laatste jaren steeg dit bedrag met gemiddeld 8 procent per jaar, hetgeen vooral een gevolg is van de gunstige waardeontwikkeling. Uiteraard zorgt het coronavirus in dit segment voor tegenwind, met name bij hotels en kantoren. Met voldoende spreiding, denk bijvoorbeeld aan logistieke centra of supermarkten, blijft deze categorie echter interessant in het kader van de search for yield.
Grondstoffen
Aan de andere kant van het spectrum van winnaars en verliezers bevinden zich grondstoffen. Pensioenfondsen beleggen hier gezamenlijk 35 miljard euro in, maar de allocatie daalt al jaren. Bovendien heeft een aantal fondsen dit jaar besloten uit grondstoffen te stappen. Het primaire voordeel van grondstoffen is het liquide karakter, via futures, en de lage correlatie met alle andere beleggingscategorieën.
Het grote nadeel is het gebrek aan intrinsiek rendement: grondstoffen betalen geen rente of dividend. Lange tijd was er een status quo tussen deze voor- en nadelen en bleven allocaties naar grondstoffen in stand. Maar sinds de energietransitie tractie heeft gekregen, is blootstelling naar olie, de voornaamste grondstof, minder in trek vanuit een ESG-oogpunt. Daarnaast was er in april paniek toen oliefutures op negatieve prijzen expireerden als gevolg van een wegvallende vraag. Dit alles maakt grondstoffen een steeds minder gewenste asset class bij pensioenfondsen.
Bas Nagtzaam is director bij het onafhankelijke consultancybureau AF Advisors. Hij adviseert institutionele beleggers over complexe beleggingsvraagstukken. AF Advisors is één van de kennisexperts die maandelijks een bijdrage voor Fondsnieuws schrijft.