SFDR en Taxonomie zijn inmiddels ingeburgerde termen voor de vaste lezer van Fondsnieuws. Veel asset managers worstelen al zeker 1 à 2 jaar met de nieuwe regelgeving over duurzaamheid, die schuilgaat achter de termen SFDR en Taxonomie.
De wetgeving kenmerkt zich niet alleen door de verwachting dat de implementatie tijdrovend en kostbaar zal zijn, maar ook door de verwachting dat de regelgeving voor een ommekeer in beleggingsland zal zorgen. Nieuwsberichten over SFDR worden niet zelden voorzien van de headline ‘gamechanger’.
Inmiddels moeten marktpartijen alweer 6 maanden voldoen aan het eerste deel van SFDR en staan we enkele maanden voor de start van de Taxonomie-Verordening. Tijd voor een eerste tussenconclusie.
Funding gap
SFDR en Taxonomie zijn beide onderdeel van het omvangrijke actieplan Sustainable Finance van de Europese Commissie. Kern van het actieplan is dat er veel meer financiering naar duurzame beleggingen moet om de Europese energietransitie waar te maken en om een goede bijdrage te leveren aan de sustainable development goals (SDG’s). Alleen al om de in de European Green Deal opgenomen uitstootvermindering van 2030 te behalen moet er volgens een recente mededeling van de Europese Commissie jaarlijks 350 miljard extra worden geïnvesteerd in duurzame beleggingen.
SFDR en Taxonomie zijn belangrijke bouwblokken in het actieplan.
De wetgeving heeft tot doel duurzame kenmerken van beleggingsproducten en -concepten inzichtelijk en vergelijkbaar te maken. Duurzaamheid, ESG-integratie, engagement, voting en responsible investing staan de afgelopen jaren standaard op marketinguitingen van beleggingsproducten en beleggers hebben moeite te doorgronden welke beleggingsproducten nu daadwerkelijk duurzaam zijn en welke aanbieders vooral overijverige marketingafdelingen hebben.
Door duurzame kenmerken via gestandaardiseerde formats weer te geven en door nieuwe duurzame indicatoren voor te schrijven zouden beleggers producten en aanbieders eenvoudiger moeten kunnen vergelijken en beter geïnformeerde keuzes kunnen maken. Dit zou vervolgens een trigger moeten zijn voor meer duurzame producten. De echte duurzame producten en concepten komen dan immers vanzelf bovendrijven en naar die concepten is veel vraag. Zo zou een deel van de eerder aangehaalde duurzame funding gap gedicht kunnen worden.
Alles lichtgroen
Sinds maart 2021, de start van SFDR, moeten beleggingsproducten (waaronder individuele beheerconcepten, beleggingsfondsen en pensioenregelingen) afhankelijk van hun duurzame aspiraties aan bepaalde transparantieverplichtingen voldoen. Deze verplichtingen zijn afhankelijk van de inmiddels bekende SFDR-classificatie. Producten die niet duurzaam zijn hoeven slechts aan minimale transparantieverplichtingen te voldoen. Deze producten worden ook wel aangeduid als artikel 6 of grijze producten. Producten die duurzame overwegingen meenemen of promoten maar niet als doel hebben, moeten aan uitgebreidere transparantieverplichtingen voldoen (‘lichtgroene of artikel 8 producten’). Producten met duurzaamheid als doelstelling (‘donkergroene of artikel 9 producten’) moeten aan nog uitgebreidere transparantieverplichtingen voldoen.
Trots maakten veel marktpartijen in maart van dit jaar kenbaar hoe zij hun producten hebben geclassificeerd. De classificatie leek daarmee bij te dragen aan het doel dat de Europese Commissie voor ogen had. Vermogensbeheerders en pensioenfondsen wilden gaan voor een groene classificatie en waren bereid extra duurzaam te beleggen om te voldoen aan de bijbehorende vereisten. Die bijbehoren vereisten waren echter onduidelijk. Het was onduidelijk wat nu precies de minimumnormen waren voor artikel 8 en 9 producten. Tot er meer duidelijkheid zou komen hing er een potentieel zwaard van Damocles boven de markt.
Recent bleek uit een Q&A van de Europese Commissie dat dit vooralsnog meevalt, in ieder geval voor artikel 8 producten. Voor artikel 9 producten wordt de lat wel hoog gelegd, aangezien die vrijwel volledig moeten bestaan uit duurzame beleggingen. Zelfs derivaten die gebruikt worden voor risicomitigatie in artikel 9 producten moeten aan bepaalde minimum standaarden voldoen. De grens tussen artikel 6 en artikel 8 producten lijkt daarentegen flinterdun. Ook als een product indirecte verwijzingen naar duurzaamheid maakt in promotionele uitingen, kan het product al onder deze vereisten vallen. Al gaan er ook geruchten dat uitgebreidere eisen nog volgen.
Vooralsnog heeft dit echter als consequentie dat er zeer veel producten onder de artikel 8 classificatie kunnen vallen en dat niet al deze producten zich onderscheiden qua duurzaamheidsbeleid. Het zijn van een artikel 8 product zegt dus eigenlijk weinig over het duurzaamheidsprofiel van een product. Niet erg betogen sommigen, het resultaat is immers dat die producten veel gestandaardiseerde informatie over duurzaam beleggen moeten publiceren. Met behulp van deze informatie kan de belegger zelf bepalen of het product daadwerkelijk duurzaam is of niet. De simpele driedeling maakt plaats voor een gestandaardiseerd format.
Duurzame activa allocatie
De verplicht te publiceren informatie over duurzaamheid krijgt naar verwachting vorm middels een format waarin meer dan 20 vragen over duurzaamheid moeten worden beantwoord. In het format moet onder andere uitvoerig worden gecommuniceerd over wat het doel is van het duurzaamheidsbeleid, hoe gemeten wordt of het product succesvol is en wat het duurzaamheidsbeleid precies inhoudt. Ook moet er van producten een duurzame activa allocatie worden gepubliceerd.
Dit betekent dat beleggers weten welk percentage een product gaat alloceren naar duurzame beleggingen en beleggingen in economische activiteiten die voldoen aan de vereisten van de Taxonomie-verordening (verder aangeduid als taxonomie beleggingen). Tezamen wordt dit ook wel aangeduid als duurzame activa allocatie. De complexiteit en veelheid van de te publiceren informatie maakt het vergelijken van producten alsnog erg lastig. Er zijn zoveel punten waarop producten kunnen verschillen dat het format zijn doel voorbij lijkt te schieten.
De duurzame activa allocatie zorgt wel voor enige vergelijkbaarheid. Deze allocatie is bovendien belangrijk, omdat aan beleggers bij beleggingsadvies en individueel vermogensbeheer vanaf medio 2022 gevraagd moet gaan worden wat hun ‘duurzame voorkeuren’ zijn. Meer specifiek zal ze gevraagd moeten gaan worden welk deel van hun vermogen ze willen beleggen in duurzame beleggingen en taxonomie beleggingen. Ook moeten ze aangeven of ze willen dat er binnen hun portefeuille rekening gehouden wordt met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren die hun beleggingen kunnen hebben. Deze effecten zijn voor een deel gedefinieerd. De voorkeuren van de klant zijn vervolgens leidend in de zoektocht naar daarbij passende financiële producten, zoals beleggingsfondsen. Klanten die bijvoorbeeld hoofdzakelijk in duurzame beleggingen willen beleggen zullen dit ook in hun portefeuille moeten aantreffen.
Van alle informatie die gepubliceerd moet gaan worden hebben deze drie elementen (het percentage duurzame beleggingen, taxonomie beleggingen en het al dan niet meenemen van ongunstige effecten) daarom de grootste kans om daadwerkelijk impact te hebben. Deze elementen lenen zich voor een eenvoudige vergelijking tussen producten en beleggers worden expliciet gevraagd naar hun voorkeuren ten aanzien van de drie elementen. Als beleggers sterke duurzaamheidsvoorkeuren hebben, dan zullen vermogensbeheerders zich op deze elementen richten en wordt er alsnog duurzamer belegd.
De gamechanger van 2025?
Dan is het uiteraard wel van belang om te weten wat duurzame beleggingen dan precies zijn. SFDR kent een definitie van duurzame beleggingen. Dat zijn kort samengevat beleggingen in economische activiteiten die bijdragen aan ecologische of sociale doelen die geen significante schade doen aan andere duurzame doelstellingen. Hoe dit gemeten wordt is grotendeels aan partijen zelf. De verschillen tussen wat partijen als duurzame belegging aanmerken zijn naar verwachting substantieel, met name vanwege de beperkte wettelijke kaders. Partijen die menen dat beleggers het belangrijk vinden veel in duurzame beleggingen te beleggen, kunnen ervoor kiezen de lat voor een duurzame belegging niet te hoog te leggen. Dit hoeft dan niet te resulteren in een aangepast (en duurzamer) beleggingsbeleid.
Het meenemen van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren kan middels engagement of stembeleid. Hoe streng dit moet zijn is echter niet opgelegd. Bovendien zullen grote partijen dit verplicht moeten doen.
De gamechanger zal dan moeten voortkomen uit de Taxonomie. Uit de Taxonomie volgt welke beleggingen ecologisch duurzaam zijn volgens de Europese Commissie. De criteria daarvoor zijn strikt. Het hebben van een hoog percentage Taxonomie beleggingen zal dus voor veel producten wel degelijk tot aanpassingen leiden in de portefeuille en zal het element worden waarop producten zich daadwerkelijk kunnen onderscheiden. Dit percentage heeft zodoende alles in zich om de gamechanger te worden. Zowel voor de beleggingsindustrie omdat het de indicator wordt waarmee het kaf van het koren gescheiden kan worden als voor het overbruggen van de funding gap omdat het kan leiden tot meer duurzame beleggingen.
Om te weten of beleggingen ecologisch duurzaam zijn volgens de Taxonomie-wetgeving is er echter veel informatie en data nodig van de ondernemingen waarin belegd wordt. Zij hoeven deze informatie pas vanaf 2023/2024 bekend te maken. Pas daarna ontstaat er een beeld van welke beleggingen ecologisch duurzaam zijn en welke niet. Overigens is dat beeld dan nog niet helemaal compleet. De informatie die op dat moment transparant moet worden gemaakt beslaat slechts een tweetal ecologische doelstellingen (van de 6 die er op termijn zullen zijn).
Op informatie over de invulling van andere ecologische doelstellingen moet nog langer worden gewacht. En op informatie over sociale doelstellingen nog langer. Beleggingen die niet (deels) voldoen aan de taxonomie-vereisten kunnen voorlopig (zeker tot aan zeg 2025) dus toch nog wel duurzaam zijn. Voorlopig zal het daarom lastig zijn om op basis van de Taxonomie te beoordelen of een portefeuille daadwerkelijk duurzaam is. Die gamechanger laat dus nog wel even op zich wachten.
Ernst de Klerk Phd is director bij het onafhankelijke consultancybureau AF Advisors en fellow bij het Instituut voor Financieel Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen. AF Advisors is één van de kennisexperts die maandelijks een bijdrage voor Fondsnieuws schrijft.