Een goed idee maakt nog geen goed beleggingsproduct. Dat geldt zeker voor alternatieve beleggingsstrategieën. Veel op papier sterke beleggingsideeën sneuvelen door een niet passende beleggingsstructuur. Wat zijn veel voorkomende valkuilen? En wat zijn de kenmerken van een succesvolle beleggingsstructuur voor een alternatieve belegging?
Alternatives zijn hot. De interesse neemt al jaren toe, zeker nu in de huidige markt alle klassieke beleggingscategorieën in het rood gaan. Alternatieve beleggingsstrategieën lijken daar beter tegen bestand te zijn. Dit heeft ervoor gezorgd dat veel vermogensbeheerders bezig zijn met de ontwikkeling van nieuwe alternatieve beleggingsstrategieën met eigen beleggingsstructuren. Ook de toezichthouder houdt zich bezig met nieuwe beleggingsstructuren voor alternatieve beleggingen.
Denk hierbij aan de European long-term investment funds (ELTIF) en de European social entrepreneurship funds (EuSEF), die het mogelijk maken om alternatieve beleggingsfondsen binnen de EU te distribueren. Hoewel deze structuren bijdragen aan de standaardisatie van alternatieve beleggingsproducten, is het voldoen aan alle spelregels er niet eenvoudiger op geworden. Dit artikel benoemt een aantal valkuilen die vermeden moeten worden om een succesvolle beleggingsstructuur voor een alternatieve beleggingsstrategie te garanderen.
Valkuilen bij opzetten van alternatief beleggingsproduct
De beleggingsstrategie zelf is leidend als we het over een succesvol beleggingsproduct hebben, maar zonder passende beleggingsstructuur wordt het potentieel van de strategie niet bereikt. Het opzetten van een nieuw beleggingsproduct gaat niet altijd zonder slag of stoot. Er zijn een aantal valkuilen waar menig vermogensbeheerder mee worstelt. Wij zien de volgende drie valkuilen het meeste voorkomen.
Beleggingsstructuur past niet bij de doelgroep
Er is geen structuur die passend is voor alle type beleggers. In feite betekent dit dat een beleggingsstrategie op verschillende manieren moet kunnen worden gestructureerd om verschillende groepen beleggers te bedienen. Onze ervaring leert dat er over de onderstaande punten vooraf goed moet worden nagedacht, met in het achterhoofd het type belegger dat bediend gaat worden.
Juridische structuur: Voor vermogensbeheerders is het een makkelijke keuze om een juridische structuur te kiezen waarmee ze bekend zijn. Het perspectief van de belegger wordt in dit geval vergeten en kan van een goed idee een commerciële uitdaging maken. Biedt de vermogensbeheerder bijvoorbeeld de typisch Nederlandse FGR in de Verenigde Staten aan, dan is de kans op een succesvol beleggingsproduct klein.
Fiscaliteit: De fiscale structuur van een beleggingsfonds heeft grote invloed op de kosten die voor rekening van de belegger komen. Het bepaalt namelijk welk belastingregime er van kracht is. Dit kan het belastingregime zijn waar de onderliggende belegger van het fonds aan onderworpen is (fiscaal transparante fondsen). Anderzijds kan belasting worden geheven op het niveau van het fonds. Het belastingregime van de fondsstructuur bepaalt dan waarover en hoeveel belasting er verschuldigd is. In het geval van een belegger die onderworpen is aan gunstige belastingverdragen (lees: Nederlandse pensioenfondsen), is het onwenselijk om belasting te heffen op fondsniveau. Dit doet de gunstige verdragen van de belegger teniet.
Beleggers zonder gunstige belastingverdragen kunnen in sommige gevallen juist profiteren van de voordelen van fiscale structuren, zoals bijvoorbeeld de fiscale beleggingsinstelling. Een belangrijke kanttekening bij het bepalen van de juiste fiscale structuur is dat het doel is om geen onnodige belasting te betalen, niet om helemaal géén belasting te betalen. Ook al is dit laatste via mazen in de wet wel mogelijk, het kan uiteindelijk schadelijk zijn voor zowel de reputatie van de belegger als de vermogensbeheerder
Reputatierisico: In Nederland wordt er over collectief vermogensbeheer geen btw betaald. Een voorwaarde hiervoor is dat het om collectief vermogensbeheer gaat, waarbij er wordt belegd voor meer dan één belegger. Toch is het mogelijk voor beleggers van formaat om via een buitenlandse structuur ‘collectief’ te beleggen zonder andere beleggers.
Er is geen btw verschuldigd omdat er collectief wordt belegd en de belegger behoudt als enige aandeelhouder van het fonds volledige inspraak in het beleggingsbeleid. De Nederlandse toezichthouder kijkt met een kritische blik naar dit soort constructies, waarbij de feitelijke activiteiten in Nederland plaatsvinden zonder dat er belasting wordt afgedragen. Mocht de rechter bepalen dat dit ten onrechte is, dan lopen zowel de belegger als de vermogensbeheerder reputatieschade op.
Belangen van vermogensbeheerder en belegger zijn niet in balans
Er zijn een aantal elementen waarop de belangen van vermogensbeheerder en belegger lijnrecht tegenover elkaar liggen. Denk bijvoorbeeld aan liquiditeitsbehoefte en de behoefte voor op maat gemaakte processen en rapportages. Voor de liquiditeitsbehoefte moet een afweging gemaakt worden tussen aan de ene kant voldoende buffer om te voldoen aan uittredingsverzoeken en aan de andere kant een zo laag mogelijke buffer om cash drag te minimaliseren.
Voor maatwerk geldt dat vermogensbeheerders zo efficiënt mogelijk willen werken, terwijl beleggers juist zoveel mogelijk maatwerk willen tegen een lage prijs. De valkuil hier is dat de vermogensbeheerder de balans bij het structureren te veel naar de eigen kant laat uitslaan, waardoor het beleggingsproduct in beginsel niet zo aantrekkelijk is voor de gemiddelde belegger. Dit kan ten koste gaan van het financiële plaatje of de wensen van de belegger.
Operationele complexiteit onvoldoende onderkend
De operationele inrichting van de beleggingsstructuur is een ondergewaardeerd aspect waar vaak te weinig aandacht aan wordt besteed. Denk hierbij aan het uitwerken van toe- en uittreden, aan- en verkoopprocessen van activa, administratie en waardering. Het onderschatten van operationele complexiteit brengt een tweetal valkuilen met zich mee:
- Operationele complexiteit: De complexiteit van alternatieve beleggingen wordt vaak onderschat, waardoor er pas op een (te) laat moment wordt gerealiseerd wat de consequenties voor de organisatie zijn, zowel in termen van kosten, mankracht als IT-systemen. Het gevolg is dat er tijdens de ontwikkeling van het product ineens ook gekeken moet worden naar een herinrichting van bestaande processen en systemen om de nieuwe beleggingsstructuur te accommoderen. Dat gaat weer gepaard met tijdverlies en stijgende kosten, die het financiële plaatje significant kunnen veranderen.
- Uitbesteden van complexe activiteiten: Een tweede valkuil doet zich voor bij het uitbesteden van bepaalde activiteiten. Voor alternatieve beleggingen is vaak specialistische kennis nodig, bijvoorbeeld op het gebied van administratie of waardering. Die kennis is niet standaard aanwezig bij de meeste vermogensbeheerders. Daarom worden dit soort taken doorgaans uitbesteed aan service providers. Het uitbestedingsproces zelf is echter al een omvangrijk project op zich. Een veel voorkomende valkuil is dat te weinig tijd en budget wordt vrijgemaakt om een dergelijk proces in goede banen te leiden. Dit kan leiden tot een inefficiënt en vervolgens kostbaar proces.
Hoe voorkom je deze valkuilen?
Gelukkig is het goed mogelijk om de besproken valkuilen te vermijden. Uit alle projecten hebben we een aantal lessen getrokken, die we hebben teruggebracht tot drie behapbare adviezen.
- Zorg voor een herkenbare structuur. Het is belangrijk om bij een nieuw beleggingsproduct eerst te focussen op één klantsegment. Als er sprake is van een succesvol beleggingsproduct binnen dit segment kan er gekeken worden naar andere klantsegmenten. Onderzoek waarmee deze beleggers bekend zijn en wat voor hen standaard is. Tijdens dit onderzoek moet ook blijken of de gewenste structuur van de belegger werkbaar is voor de vermogensbeheerder zelf. Een beleggingsproduct kan pas succesvol worden wanneer beide partijen bekend en comfortabel zijn met de gekozen structuur.
- Breng belangen van belegger en vermogensbeheerder in balans. Ondanks dat de belangen van de belegger en vermogensbeheerder niet gelijk zijn, is het komen tot een compromis zeker mogelijk. Ga daarom tijdig in gesprek met geïnteresseerde beleggers en probeer zo efficiënt mogelijk een middenweg te vinden in de vereisten en wensen van beide partijen. Zeker vanwege de complexiteit die inherent is aan alternatieve beleggingsproducten is het zaak om beide perspectieven, van zowel belegger als vermogensbeheerder, in acht te blijven nemen.
- Denk vroegtijdig na over de operationele complexiteit. Onze ervaring is dat het nuttig is om op een vroeg moment in het ontwikkelproces zich te buigen over de operationele processen en dit formeel vast te leggen in een operating manual. Hierdoor wordt men gedwongen om alvast na te denken over de mogelijke complexiteit. Tegelijkertijd wordt hiermee een document opgeleverd dat van waarde kan zijn bij het aantrekken van institutionele beleggers, die vaak ook behoefte hebben aan een duidelijke beschrijving van hoe het beleggingsproces werkt. Voor een efficiënt uitbestedingsproces geldt met name dat er tijdig gestart moet worden met een selectietraject van service providers en dat hier voldoende tijd én mankracht voor wordt vrijgemaakt. De ervaring leert dat deze tijdinvestering het meer dan waard is.
Auteurs Kevin Simons en Chris Vink zijn beide consultant in de business line Investment Consultancy bij AF Advisors. AF Advisors is één van de kennisexperts die maandelijks een bijdrage voor Investment Officer schrijft.