Vorig jaar april, bij de uitreiking van de Morningstar Awards, riep toezichthouder AFM fondshuizen, vermogensbeheerders en banken op te komen tot één totaalprijs voor beleggen in een fonds: de ‘total cost of ownership’, ofwel TCO.
Deze kostenmaatstaf zou zowel de kosten voor de beleggingsdienstverlening als alle kosten van de onderliggende beleggingsproducten moeten bevatten.
Beleggingsfondsen rapporteren vaak een lopende kostenfactor of ‘total expense ratio’, maar anders dan de naam doet vermoeden, bevat deze niet alle gemaakte kosten.
Om tot een totaalprijs te komen, zou een fondshuis aan de bank of vermogensbeheerder moeten vertellen hoe hoog alle kosten bij hem zijn. De bank of vermogensbeheerder telt hier vervolgens alle kosten die ze zelf in rekening brengt bij op en klaar is Kees.
Dit klinkt eenvoudig, maar er is discussie over wat er precies allemaal moet worden meegeteld en ook over hoe dit moet gebeuren. Volgens sommige banken en fondshuizen is dit technisch veel te ingewikkeld. Lang niet alle cijfers rollen zomaar uit systemen.
In het onlangs door Fondsnieuws uitgegeven boekje ‘De toekomst van het vermogensbeheer’ zegt Tim Mortelmans (foto), senior toezichthouder bij de AFM, echter dat dit volgens hem helemaal niet zo ingewikkeld is en de industrie op dit punt gewoon een stap voorwaarts moet maken.
Inventarisatie
Inmiddels heeft de AFM geïnventariseerd wat er volgens marktpartijen meegeteld zou moeten worden en hoe dit zou moeten gebeuren. De bijgevoegde tabellen zijn een weerslag van deze consultatieronde.
Over een aantal kostenposten bestaat weinig discussie, zij moeten worden opgenomen. Dan zijn er posten die moeten worden opgenomen, maar waarover discussie is over de manier van berekening. Ten slotte zijn er posten waarover zowel discussie is over het opnemen als over de berekeningswijze.
In het overzicht heeft de AFM ook de argumenten voor en tegen opname opgenomen alsook opmerkingen over mogelijkheden of implicaties voor de berekening.
Dividendbelasting
Het ‘veld’ is het er dus bijvoorbeeld over eens dat betaalde dividendbelasting en ‘opportunity costs’ niet moeten worden meegeteld. Dit laatste zijn de opbrengsten die je had gehad als je een andere keuze had gemaakt.
Je had je geld bijvoorbeeld ook op een spaarrekening kunnen zetten in plaats van in een fonds te stoppen. Dit zijn alleen geen echt gemaakte kosten, daarom zouden ze buiten het overzicht moeten blijven.
Dividendbelasting wordt niet gezien als kostenpost, maar als onderdeel van het rendement en zou daarom buiten het overzicht moeten blijven. Over dividendlekkage zijn de meningen daarentegen verdeeld.
Dividendlekkage
Dividendlekkage is dividendbelasting die het fonds vanwege zijn vestigingsplaats niet heeft kunnen terugvorderen. Een argument tegen opname is dat dividendbelasting niet gezien wordt als kostenpost, maar als onderdeel van het rendement.
Een argument vóór opname is dat het hier vaak om vrij substantiële bedragen gaat. Een ander punt waarover zowel discussie is over het al dan niet opnemen als over de manier van berekenen, zijn de market impactkosten. Hierin komt tot uitdrukking welke invloed een belegger die koopt of verkoopt zelf heeft op de koers.
Hierbij is onder meer lastig te bepalen ten opzichte van welk referentiepunt dit bepaald zou moeten worden. Omdat dit een relatief kleine kostenpost is, zouden de kosten van inzichtelijk maken bovendien weleens hoger kunnen zijn dan het ding zelf.
Verder ontwikkelen
De AFM is nu bezig om de kostenmaatstaf verder te ontwikkelen. Naast het berekenen van de kosten achteraf wordt ook het berekenen van een kostenmaatstaf voorafgaand aan de dienstverlening onderzocht.
Antwoord geven op de vragen wat er in de TCO moet komen en hoe hoog de verschillende kostenposten zijn, kan de AFM nog niet. ‘We hadden graag meer gedetailleerde informatie gegeven, maar zover zijn we nog niet, ook niet op Europees niveau.’
Dit artikel is gepubliceerd in het Fondsnieuws-magazine Neem meer risico.