Nederlandse asset managers die zakendoen met Britse partijen onderschatten de kans op een no-deal brexit, constateert de AFM. Vooral kleine partijen hebben zich volgens de toezichthouder onvoldoende voorbereid om te voldoen aan de vergunningseisen. ‘Het worst-case scenario is rapido bezig om werkelijkheid te worden.’
Die waarschuwing vaardigde de AFM maandagmiddag vanuit haar Amsterdamse kantoor uit tijdens de presentatie van haar “Trendzicht 2019” tegenover journalisten.
De toezichthouder rekent de gevolgen van een no-deal brexit naast de digitalisering van de financiële dienstverlening en de rol van de sector in de transitie naar een duurzame samenleving tot de momenteel belangrijkste risico’s voor de financiële sector.
Het is volgens Merel van Vroonhoven de eerste keer dat de toezichthouder politieke onzekerheid als aparte risicodrijver benoemt. Dat dat nu tegenover die eerdere keren wél nodig is, is volgens de AFM-voorzitter omdat er een ‘onzichtbare omwenteling gaande is in de Europese kapitaalmarkten’, nu het scenario van een no-deal brexit, een brexit zonder nadere afspraken, niet langer ondenkbaar is.
Nederland als handelcentrum
Steeds duidelijker wordt het, welke steden de diverse sectorgenoten kiezen als nieuw centrum, nu Groot-Brittanië richting de Europese uitgang beweegt. Banken verhuizen van Londen naar Frankfurt en Parijs, fondshuizen verplaatsen hun activiteiten van de Britse hoofdstad naar Luxemburg en Dublin en Nederland is bezig om het nieuwe handelscentrum van Europa te worden.
Met name obligatie- en aandelenplatformen komen deze kant op, merkt de toezichthouder aan de hoeveelheid vergunningsaanvragen. Meer dan 150 partijen hebben belangstelling voor een vergunning, concludeert de AFM op basis van de gesprekken met deze partijen.
Zeker 20 aandelen en obligatieplatformen hebben een aanvraag ingediend om in Nederland te mogen handelen, waarvan ‘een aantal erg grote’ partijen. 30 tot 40 procent van de financiële handel komt naar Nederland, schat Van Vroonhoven in.
Achterblijvers
Voor onder meer deze handelspartijen lijkt het daarmee helder dat de brexit vraagt om een aanpassing of verplaatsing van de activiteiten én een passende vergunning. Maar, dat geldt niet voor alle partijen in de markt.
Het zijn de Nederlandse bedrijven in de beleggingsindustrie die zakendoen met Britse partijen, waar de toezichthouder zich zorgen om maakt. Zij houden volgens de AFM te weinig rekening met het scenario van een no-deal brexit, terwijl dat ‘worst-case scenario’ volgens projectmanager Sander van Leijenhorst ‘rapido werkelijkheid wordt’.
In dat geval verliezen partijen uit Groot-Brittanië op 29 maart 2019 hun markttoegang tot de EU en andersom. Fondshuizen, vermogensbeheerders, pensioenfondsen en banken die diensten hebben uitbesteed aan Britse instellingen, kunnen dat na een harde brexit niet zonder meer blijven doen. ‘Dan gaat er een dikke streep door de bestaande structuur, concludeert Van Leijenhorst, waarbij hij behalve de situatie dat Nederlandse pensioenfondsen activiteiten hebben uitbesteed aan Britse zakenbanken, het voorbeeld noemt dat Nederlandse asset managers gebruikmaken van Britse clearinghuizen.
Geen uitzondering
Van Vroonhoven benadrukt ‘geen uitzondering te maken’, mocht het komen tot een harde brexit. ‘Als partijen zich niet hebben voorbereid, zijn wij niet zeer ontvankelijk. “Het komt wel goed” is in dit geval niet zo realistisch.’
Niet alleen voor de sector betekent de weg naar een brexit een zwaardere werklast. Ook de AFM zelf wacht een lading extra werk, met de vele extra vergunningaanvragen en uitbreiding van toezichtstaken. Verschillende vacatures staan uit en de sollicatieprocedures zijn in volle gang volgens Van Vroonhoven. Hoeveel extra mensen de toezichthouder zal aannemen, daarover wil ze nog geen uitspraken doen.