De sectorbrief die de beleggingsdienstverlening begin juli van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toegezonden kreeg, werd door een aantal marktpartijen als een “wake-up call” betiteld. De brief zet duurzaamheid hoog op de beleidsagenda van toezichthouder en sector. ‘Duurzaamheid moet je nu vol in je bedrijfsproces incorporeren.’
Zoë du Chattel en Paul van der Linden (foto), toezichthouders van de AFM, lichten de brief aan de sector in een gesprek met Fondsnieuws toe. Daarin wordt uitgelegd welke nieuwe wet- en regelgeving op het terrein van duurzaamheid voortvloeit uit de duurzaamheidsdoelen (EU actionplan) die de Europese Unie heeft gesteld.
In de brief die deze zomer werd verzonden, wordt uitgelegd wat de wijzigingen voor de sector concreet betekenen. Zo wordt met ingang van 10 maart 2021 de zogenoemde Informatieverschaffingsverordening van kracht. Deze legt geharmoniseerde regels in de EU op over het verschaffen van informatie over financiële producten als die als ‘duurzaam’ worden gepresenteerd.
Effect op klantportefeuille
Du Chattel zegt dat dat predicaat niet gemakkelijk gebruikt zal mogen worden, wat volgens haar ook betekent dat je de klant duidelijk moet maken wat hij of zij ervoor krijgt en wat er dan in dat product zit. Daarnaast wordt de huidige wetgeving aangepast, waarmee straks de integratie van duurzaamheidsrisico’s in het beleggingsbeleid verplicht wordt. Over dat laatste, zegt Du Chattel dat ‘duurzaamheidsrisico’s nu standaard moeten worden meegenomen in het totale risicobeheer aangaande een klantportefeuille’.
Concreet komt dat erop neer, aldus de AFM in haar sectorbrief, dat ‘marktpartijen relevante financiële en operationele risico’s moeten identificeren, beoordelen en beheersen, die volgen uit de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid.’ Daarbij wordt gedacht aan factoren als bij voorbeeld CO2 en watergebruik.
Du Chattel en Van der Linden bevestigen dat achter deze ene zin aanzienlijke eisen schuilgaan: marktpartijen moeten mogelijk ook ongunstige effecten op relevante duurzaamheidsfactoren gaan meewegen bij beleggingsbeslissingen. In de praktijk houdt dat in dat bepaalde beleidsdocumenten aangescherpt moeten worden en dat er voldoende capaciteit en kennis in huis moeten zijn om deze duurzaamheidsrisico’s effectief te integreren in het bedrijfsproces.
Op basis van de eisen die de EU de sector stelt, moeten partijen een “gap-analyse” doen, dat wil zeggen: men moet inzichtelijk maken waar de knelpunten zitten en wat in het bedrijfsproces aangepast moet worden. In diverse (voor)gesprekken en roundtables met beleggingsondernemingen, beheerders, kredietinstellingen en brancheorganisaties heeft de AFM vastgesteld dat een groot aantal marktpartijen duurzaamheidsrisico’s al wel meewegen in het beleggingsproces, maar een aantal (nog) niet.
Weinig interesse klant in duurzaam
Deze laatste groep geeft hiervoor verschillende redenen. Zo gaf één partij in gesprek met de AFM aan dat zij duurzaamheidsrisico’s niet meewegen omdat een ‘aanzienlijk deel van de klanten ‘weinig interesse lijkt te hebben in duurzame financiële producten of in de beheersing van duurzaamheidsrisico’s’.
Eerder onderzoek van de AFM laat echter zien dat particuliere beleggers genoegen lijken te nemen met lagere rendementen én meer risico als beleggingen duurzaam zijn. De AFM benadrukt daarom het belang van toezicht op duurzame beleggingen en duurzaamheidsclaims van aanbieders. Zo wil de AFM greenwashing voorkomen, waarbij aanbieders niet-duurzame producten aanprijzen als duurzaam. Bovendien ‘eist de wetgever dat de duurzaamheidsrisico’s in beeld worden gebracht en dat deze moeten worden gedeeld met de klant’, aldus Du Chattel.
Van der Linden nuanceert: ‘Je moet als aanbieder wel transparant zijn over je keuzes, die moet je in het kader van je beleggingsbeleid ook onderbouwen. De essentie is dat je je bewust bent van de risico’s in je portefeuille. Daarbij gaan wij niet op de stoel zitten van de aanbieder, in de zin van “dit kan wel en dit kan niet”. Wij hebben ook geen waardeoordeel of het een goede of een slechte portefeuille is. Wij kijken naar het proces en of het verantwoord is gedaan. Dat wil zeggen: doe je wat je beloofd hebt en is de wet- en regelgeving juist geïnterpreteerd.’ Doel hiervan is dat de klant uiteindelijk juist wordt geïnformeerd over de duurzaamheidaspecten en daaraan verbonden risico’s, stelt hij.
Herculustaak
Breed wordt in de sector de opvatting gedeeld dat de (beschikbare) data een bottleneck is. Zo zei topman Harold Knebel van IBS Capital Allies in een podcast met Fondsnieuws dat je als het ware gedwongen wordt de gekozen benchmark “uit elkaar te halen” om de duurzaamheidsrisico’s van onderliggende beleggingstitels te beoordelen. In het geval van de standaardindex MSCI World is dat met 1800 wereldwijd opgenomen beursgenoteerde bedrijven een Herculustaak.
De AFM erkent dat de complexiteit van de integratie van duurzaamheidsrisico’s toeneemt naarmate de omvang en de samenstelling van een beleggingsuniversum groter wordt. Welke conclusie marktpartijen daar aan verbinden, moet nog blijken. Echter, de AFM zegt dat als gebruik wordt gemaakt van producten die het label “duurzaam” hebben (gekregen) ook aandacht moet worden gegeven aan de vraag hoe ‘de duurzame doelen en kenmerken van de geselecteerde benchmark aansluiten op die van het product’.
Om aan die eisen te voldoen zijn aanbieders in de markt sterk afhankelijk van de uitgevende instelling van een gekozen index of van dataleveranciers. De kwaliteit van de data verbetert snel, zo citeert de AFM marktpartijen, maar menigeen denkt niet dat op korte termijn in de volledige databehoefte kan worden voorzien.
Onder de informatieverordening (Level I) komen straks technische standaarden (Level II) te hangen die een nadere uitwerking geven van de vereisten die voortkomen uit de verordening. De finale technische standaarden worden pas januari 2021 verwacht. Voor de Europese Commissie was dat reden om de implementatie van de technische standaarden uit te stellen.
De AFM verwacht van ondernemingen dat zij ondanks het uitstel onverminderd doorgaan met de inventarisatie van het “data-gat”. Daarnaast moeten zij overige voorbereidingen treffen op de nieuwe regels. Per 10 maart 2021 moeten zij zoveel als mogelijk voldoen aan de vereisten uit de verordening.
Stijgende kosten voor klant
Marktpartijen stellen dat de aanvullende, gedetailleerde eisen op het terrein van duurzaamheid en risico’s die de nieuwe regelgeving stelt tot hogere kosten kunnen leiden, waarvan een deel doorberekend zal worden aan hun klanten.
Op de vraag wat de AFM, die kosten van klantbediening altijd belangrijk heeft gevonden, daarvan vindt, zegt Van der Linden: ‘Ja, er zijn deelbelangen. Dat maakt het complex. We moeten verschillende facetten afwegen, maar uiteindelijk gaat het om het totaalpakket. De wereld is complex en wordt complexer. Dat is een uitdaging voor ons allemaal: hoe reageren we passend op al die dilemma’s.’
Uiteindelijk is het doel dat consumenten betrouwbare financiële producten en diensten geleverd krijgen. Deze stappen dragen bij aan een grotere transparantie en betere informatie in de markt voor duurzaam beleggen, besluit Van der Linden.
De eisen die in de Informatieverschaffingsverordening van de EU worden gesteld, ten aanzien van producten die het label “duurzaam” hebben, gelden voor vermogensbeheer en fondsbeheer, maar niet voor execution only. Dat betekent dat een fondsaanbieder die via een execution only platform wordt gedistribueerd wel informatie over zijn duurzame fonds of product moet geven, maar dat het platform die aanvullende verplichting niet heeft. ‘Dat is niet opgenomen in de Informatieverschaffingsverordening’, zegt Zoë du Chattel.