Beleggers hebben steeds meer alternatieve beleggingsmogelijkheden maar in de praktijk is het moeilijk of niet opportuun om ze te kopen. De aandelenmarkt biedt tot het aanbod democratischer wordt een achterpoortje.
Steeds meer particulieren zitten met de handen in het haar omdat het door de lage rente zeer moeilijk is geworden om rendement te genereren: vastrentende producten en obligaties leveren nauwelijks nog iets op. Het mag dan ook niet verbazen dat steeds meer particulieren naar alternatieve beleggingen kijken, die in veel gevallen wel nog een aardig rendement kunnen voorleggen. Pensioenfondsen en verzekeraars hebben deze activaklasse reeds ten volle omarmt. In een tak 21-product van een verzekeraar bijvoorbeeld zal men ongetwijfeld al heel wat alternatieven vinden.
Hoge kosten
Voor Tim Vanvaerenbergh, CEO van het vooral in hefboomfondsen gespecialiseerde EuroHedge, is er geen twijfel mogelijk dat particuliere beleggers er vandaag goed aan doen om in alternatieven te beleggen. ‘De voorbije jaren is dat niet nodig gebleken want de traditionele activaklassen aandelen en obligaties hebben vrij sterk gepresteerd. De vraag is natuurlijk of dat zo blijft. Wil de belegger zijn vermogen wat meer gaan indekken, zal hij verplicht zijn buiten de lijntjes te kleuren.’
In principe zijn er mogelijkheden genoeg om dat te doen want het aanbod aan beleggingen in infrastructuur, vastgoed, edelmetalen, private equity, private plaatsingen en kredieten, verpakte consumentenkredieten of hypotheekleningen en hefboomfondsen is recent spectaculair toegenomen. En grote institutionelen maken al jaren gebruik van alle mogelijkheden zodat hun portefeuille een gedaantewijziging heeft ondergaan. Een voorbeeld is de portefeuille van de Amerikaanse universiteit Yale. Aandelen en obligaties zijn ondergeschikt geworden aan alternatieve beleggingen. Op termijn zou de portefeuille van een particulier er ook zo kunnen uitzien.
Toch is er van een volledige doorbraak bij de doorsnee belegger (en zelfs de private bank klant) geen sprake omdat er nog te veel minpunten en barrières overeind staan. ‘Als men naar een alternatieve belegging kijkt, moet men steevast twee zaken in de gaten houden: de totale kosten en de extra diversificatie die ze met zich meebrengt. En al te vaak klopt het plaatje op beide vlakken niet’, stelt Vanvaerenberg. Op kostenvlak zijn er inderdaad verschillende pijnpunten. Een gebrek aan kostentransparantie is een vaak gehoorde kritiek. Er wordt bijvoorbeeld bij een belegging in een hotelkamer een jaarlijks rendement van 4 à 5 procent voorgeschoteld maar na alle verdoken kosten blijft daar veel minder van over. En aan bepaalde producten hangen nog te hoge (zichtbare) kosten vast. ‘Aan sommige voor de kleine belegger toegankelijke hefboomfondsen kleven al snel jaarlijkse kosten van 2 procent en meer en dat is gewoon te veel van het goede’, onderstreept Vanvaerenbergh.
Te weinig diversificatie
Belangrijk is ook dat de belegging of het product voor voldoende extra diversificatie in de portefeuille zorgt. En ook op dit punt wringt het schoentje want dikwijls moet men met een te groot bedrag over de brug komen waardoor een goede spreiding en diversificatie in het gedrang komt. Om deel te nemen aan een private plaatsing bijvoorbeeld moet de belegger al snel 50.000 euro ophoesten. De topman van EuroHedge wijst erop dat voor een particuliere belegger met een beperkt vermogen dat een onoverkomelijke hindernis is. Voor vermogende beleggers wordt dat steeds meer omzeild door een pool op te zetten waardoor ze de kans krijgen om zich samen in dergelijke beleggingen in te kopen.
Een ander heikel punt is de gebrekkige toegankelijkheid. In veel gevallen is de rompslomp te groot alvorens men toegang kan krijgen tot bepaalde producten zoals hefboomfondsen. Als de belegger te veel stappen zelf moet nemen, haakt hij af. Daarenboven steekt de wetgever er dikwijls ook een stokje voor door aan te geven dat het product in kwestie enkel bestemd is voor ‘gekwalificeerde beleggers’ zoals institutionelen.
Alternatief in aandelen
Zolang de drempel voor deze alternatieve te hoog blijft, zal dit segment geen hoge vlucht nemen. De particulier hoeft echter niet te wanhopen want volwaardige ‘alternatieven’ zijn beperkt op de aandelen- of fondsenmarkt te vinden. Er kleeft natuurlijk een hoger risico aan vast omdat aandelenkoersen flink kunnen bewegen, zoals in de maand augustus, maar Vanvaerenbergh wijst erop dat op langere termijn de intrinsieke waarde toch altijd komt bovendrijven en vergeet ook het dividendrendement niet.
Op Euronext Brussel kunnen beleggers terecht voor een infrastructuurspeler (TINC), risicokapitaalmaatschappijen die in private equity beleggen (oa Quest for Growth, GIMV, Sofina) en voor vastgoed (talloze GVV’s zoals Cofinimmo). En op de fondsenmarkt kunnen gespecialiseerde fondsen zoals bijvoorbeeld Invesco Senior Loan Fund en PMICO GIS Income worden gekocht.