
Sparen of beleggen in een bv in plaats van in box 3 is nog maar zelden aan te bevelen, nu belastingplichtigen in box 3 kunnen kiezen tussen het fictieve of het werkelijke rendement als basis voor de heffing. Maar dat kan veranderen als belasten over het werkelijke rendement over enkele jaren de standaard wordt.
Dat stellen fiscalisten. ‘Ik zou het zelf nu niet doen’, zo zegt Peter Beets, expert vermogensplanning bij ABN Amro MeesPierson. Geen reden echter om de bv meteen bij het grof vuil te zetten, vindt Jan-Willem Wijnbergen, fiscaal jurist bij Jongbloed Fiscaal Juristen. ‘Wanneer over enkele jaren in box 3 het werkelijk rendement altijd de heffingsgrondslag is, zouden we juist weer een grote verschuiving richting bv kunnen zien.’
De Eerste Kamer nam vorige week de Wet tegenbewijsregeling box 3 aan. Die maakt het – met onmiddellijke ingang – mogelijk het inkomen uit sparen en beleggen te laten belasten op grond van het werkelijk behaalde rendement, in plaats van het forfaitaire (fictieve) rendement. Voor beleggingen is dat rendement dit jaar gesteld op 5,88 procent. Volgend jaar stijgt het door naar 7,78 procent. Wie kan aantonen met de totale portefeuille minder rendement te hebben gehaald dan dat percentage, betaalt de heffing (36 procent) alleen over dat lagere rendement.
De nu van kracht geworden tegenbewijsregeling loopt vooruit op de Wet werkelijk rendement box 3, die in mei naar de Tweede Kamer werd gestuurd en daar nu in behandeling is. Het idee is dat de Tweede Kamer de wet voor 15 maart 2026 aanneemt. In dat geval is het mogelijk de wet in 2028 in te voeren.
Reparatiewetgeving
Dat is een jaar later dan tot voor kort werd verondersteld. Een van de redenen daarvoor is dat de afgelopen jaren een groot deel van de ambtelijke capaciteit ging zitten in reparatiewetgeving. Die was nodig omdat de Hoge Raad meerdere keren het systeem met fictieve rendementen afserveerde. Uiteindelijk (vorig jaar juni) gaf dat rechtsorgaan in een arrest precies aan waar een ‘herstelregeling’ voor de box 3-narigheid aan zou moeten voldoen.
‘De wetgever had kunnen afwijken van het arrest van de Hoge Raad’
Peter Beets, ABN Amro MeesPierson
De regeling die nu door de Eerste Kamer is aangenomen, is praktisch identiek aan dat arrest, zegt Peter Beets, expert vermogensplanning bij ABN Amro MeesPierson. ‘De wetgever had daarvan natuurlijk kunnen afwijken, daar ben je wetgever voor, maar er is voor gekozen dat dictaat naar de letter te volgen.’
Wat wil zeggen dat er volgens velen nog wel iets aan te merken is op de manier waarop nu het ‘werkelijke rendement’ moet worden berekend. Voornaamste ergernissen: het meenemen van ongerealiseerde koerswinsten als belastbaar inkomen en het verbod om kosten in aftrek te brengen. Zo kunnen vastgoedbeleggers de onderhoudskosten van hun verhuurde panden níet aftrekken van de huuropbrengsten.
Miljarden euro’s
Het goede nieuws is dat nu kan worden begonnen met het corrigeren van de aanslagen van de afgelopen jaren. De Belastingdienst heeft vorige week meteen de formulieren online gezet om over de afgelopen jaren (vanaf 2020 en soms nog verder terug) het werkelijke rendement uit sparen en beleggen op te geven. Naar verwachting zullen de definitieve aanslagen voor alle belastingplichtigen tezamen ‘enkele miljarden euro’s’ lager uitvallen dan de voorlopige, die op grond van de fictieve rendementen waren vastgesteld.
Een dure grap dus voor de overheid, en dat geldt ook voor het feit dat de alomvattende nieuwe wet voor box 3 weer met een jaar is uitgesteld. Dat leidt tot een begrotingsgat van 2,55 miljard euro, een gat dat wordt gedicht door het heffingsvrije vermogen vanaf 2026 te verlagen, en door het forfaitaire rendement (fors) te verhogen, namelijk naar de genoemde 7,78 procent. Volgend jaar resulteert dat in een verhoging van de box-3-heffing met zo’n 30 procent.
‘Het voelt niet goed om belasting te betalen over inkomen dat je niet hebt genoten’
Jan Willem Wijnbergen, Jongbloed Fiscaal Juristen
Maar uiteindelijk zal box 3 nog (veel) duurder kunnen uitpakken vanaf 2028, wanneer belasting wordt geheven over de werkelijke rendementen. Afhankelijk van de prestaties op de financiële markten worden beleggers – die nu in sommige jaren nog ‘goed wegkomen’ met het fictieve rendement – dan flink geraakt worden. Zeker omdat zij moeten afrekenen over ongerealiseerde koerswinsten. Een prachtige papieren winst op 31 december kan een paar weken later weer geheel zijn verdampt, maar in de zomer ligt er dan wel een hoge belastingaanslag in de bus.
Niet genoten inkomen
Dat fenomeen zal de belangstelling weer doen toenemen voor beleggen in de bv, denkt fiscaal jurist Wijnbergen. ‘Voor veel mensen voelt het niet goed om belasting te betalen over inkomen dat ze niet hebben genoten’, zegt hij. Beleggingswinsten in de bv worden alleen belast als ze ook echt worden geboekt. De bv betaalt daar dan vennootschapsbelasting over (het is winst) en als je het rendement uitkeert aan jezelf, komt daar veelal ook dividend- en inkomstenbelasting bij. Maar al met al kan dat nog steeds gunstiger uitpakken dan een heffing van 36 procent over het rendement zoals dat in box 3 moet worden berekend.
Nadelen zijn er natuurlijk ook. ‘Zo verlies je anonimiteit’, zegt Wijnbergen, ‘de financiële gegevens van een bv zijn via de registers van de Kamer van Koophandel toegankelijk voor derden. En aan een bv zijn kosten verbonden.’
Bovendien hangt de aantrekkelijkheid van een bv ten opzichte van box 3 ook zeer sterk af van de beleggingsstrategie. ‘Een bv ligt bijvoorbeeld meer voor de hand bij een buy-and-hold-strategie. Je betaalt dan pas belasting als beleggingen worden verkocht.’
Negatief rendement
Beets (ABN Amro MeesPierson) zag de afgelopen tijd dat de spaar- of beleg-bv al zijn functie verloor toen – door de uitspraken van de Hoge Raad – duidelijk werd dat er een tegenbewijsregeling zou komen. ‘Als je altijd je toevlucht kunt nemen tot het werkelijke rendement als basis, heb je zo’n bv eigenlijk niet meer nodig.’
Ook de optie om in deze ‘tussenjaren’ alleen laag renderende beleggingscategorieën in een bv te houden en de aandelenportefeuille in box 3 te zetten, kan hem niet bekoren. ‘Je gaat er dan namelijk vanuit dat je met de aandelen een hoger rendement haalt dan het fictieve’, zegt Beets. ‘Maar wat als dat niet gebeurt? Wat al je bijvoorbeeld een negatief rendement boekt met de aandelen, en een licht positief rendement op de obligaties in de bv? Je totale portefeuille levert dan een verlies op, maar intussen betaal je in de bv wel belasting over het rendement op de obligaties. Want dat rendement kun je dus niet verrekenen met het negatieve aandelenrendement. Dat zit immers in box 3.’
Zo wordt de fiscale structuur onderdeel van een beleggingsvisie. Wees daar voorzichtig mee, raadt Beets aan. ‘Je kunt jezelf daarmee flink in de vingers snijden. Ik betaal liever over het rendement dat ik heb gemaakt op mijn portefeuille, dan dat ik verlies maak dat ik niet kan verrekenen.’