Beleggers in opkomende markten zouden de 60 procent slechtst groeiende bedrijven compleet links moeten laten liggen bij de vaststelling van hun beleggingsuniversum. Deze bedrijven leveren extra risico op, zonder dat je daarvoor wordt beloond. Daarbij is beleggen in China even heel anders op het moment: grote kansen kun je in sommige gevallen beter laten voor wat ze zijn.
Dat zei portefeuillebeheerder Raj Shant van Jennison woensdag tijdens een online round table voor journalisten. Jennison is een fondshuis met 240 miljard dollar onder beheer, dat van origine een op groei-aandelen gerichte aanpak heeft.
Shant deed de uitspraak over het beleggingsuniversum op basis van een grafiek met daarin de winstgroei en het relatieve rendement van bedrijven uit de MSCI Emerging Markets Index. Van de vijf daaruit voortkomende kwintielen, zijn volgens hem alleen de bovenste twee de moeite van het beoordelen waard.
‘Deze data toont dat 60 procent van de bedrijven in opkomende markten, géén of een negatieve groei doormaakt op de middellange termijn. Oftewel: de meerderheid van de bedrijven krijgt het niet voor elkaar om te groeien.’
Dat, plus de veel betere relatieve rendementen in deze zelfde twee kwintielen, maakt dat Shant voorstelt om enkel een investment case rondom de 40 procent snelst groeiende bedrijven te bouwen. ‘Dat is wat wij doen. We proberen te bedenken welke bedrijven in de volgende drie, vier jaar zullen vallen in het eerste of tweede kwintiel. We willen geen tijd of vermogen steken in de overige 60 procent. Dat is waarde-vernietiging.’
Shant beaamt dat in andere regio’s sprake is van een zelfde ontwikkeling - dus dat snelgroeiende bedrijven meer rendement opleveren. ‘Maar de hoogte van de staven in een diagram van Amerika zal lager zijn. In opkomende markten heb je snellere winstgroei en hogere rendementen.’
Volgens de portefeuillebeheerder is er dan alsnog genoeg om uit te kiezen om een gediversifieerde portefeuille te hebben. Bovendien blijkt de EM-portefeuille van Jennison érg geconcentreerd: de helft van het beheerd vermogen gaat naar tien bedrijven.
E-commerce als favoriet
De ecommercebedrijven Sea - ADR en MarcadoLibre hebben de grootste weging. Shant: ‘In Europa en de Benelux wordt van elke uitgegeven 100 euro, zo’n 25 procent besteed aan e-commerce, in China zelfs 30 procent. Maar in Latijns-Amerika en Zuidoost-Azië, waar deze bedrijven gevestigd zijn, vormt e-commerce slechts 10 procent of minder van de uitgaven van consumenten. De markten daar kunnen verdubbelen en soms nog eens verdubbelen, voordat ze op het niveau van Europa zijn.’
Daarbij benadrukt de portefeuillebeheerder hoe belangrijk marktleiderschap is in e-commerce, aangezien je in deze sector volume moeten hebben om alles rond te krijgen op logistiek vlak. ‘Voor nieuwe partijen is dat moeilijk. Dat is ook de reden dat bijvoorbeeld Amazon het in Latijns-Amerika moest afleggen tegen lokale marktleider MarcadoLibre.’
China: van 50 naar 20 procent
Op een vraag van een journalist over de snelle afbouw van Jennison’s positie in Chinese bedrijven, antwoordt Shant dat het team inderdaad sinds de tweede helft van vorig jaar Chinese aandelen drastisch in de verkoop heeft gedaan. Maakten deze aandelen eerst ongeveer 50 procent van de portefeuille uit, is dat nu nog 20 procent.
‘We zijn voorzichtig. We zien heus wel mogelijkheden in China, maar ook risico’s. We hebben Alibaba bijvoorbeeld geheel verkocht in 2020, omdat we erg verbaasd waren over het antitrust-onderzoek naar de firma, vooral over de timing ervan. Waarom nu, en niet twee of drie jaar eerder? Iets moest veranderd zijn, maar wat? ‘We concludeerden dat vooral de manier waarop in China onderzoek wordt gedaan en waarop maatregelen worden genomen, is veranderd: zonder aankondiging of voorbereiding. Neem de Didi-app, die plots uit de winkels moest. Was dat een kwestie van data, omdat Didi de “fout” had gemaakt eerst te noteren in New York? We weten het niet.’
De Chinese bedrijven die Jennison heeft verkocht, betreffen voornamelijk techbedrijven en ook “fantastische” groeibedrijven. ‘We kunnen geen vertrouwen hebben in de Chinese autoriteiten de komende drie jaar’, voert Shant aan.
Wél: Chinese chip- en batterijbedrijven
Overigens betekent dat niet dat in de EM-portefeuille geen enkel Chinees bedrijf te vinden is. Sterker nog, nummer 3 Silergy, is een Chinees bedrijf. Shant: ‘Zij maken binnenlandse chips. Logischerwijs straft de Chinese regering deze sector niet - al zeiden we dat eerder ook over onderwijs. In China heerst immers een groot chip-tekort nu het weinig chips krijgt van westerse bedrijven.’
Nadat hij nog wat Chinese namen en sectoren heeft genoemd, stelt Shant dat het niet ideaal is om zo hard na te moeten denken welke bedrijven het meest in lijn liggen met de ideeën van de Chinese regering. ‘We kijken liever anders. En we zien andere kansen, maar aangezien de verwachte rendementen ongeveer gelijk zijn maar de risico’s veel groter, laten we deze voor nu even voor wat ze zijn.’