Doordat veel beursgenoteerde infrastructuurbedrijven inflatie rechtstreeks doorberekenen aan hun klanten, kunnen beleggers ze gebruiken als hedge tegen de oplopende inflatie. Communicatietorens, tolwegen en in mindere mate vliegvelden presteren goed in een hoge-inflatie-omgeving. Amerikaanse spoorwegbedrijven en energietransportbedrijven profiteren intussen van de hoge grondstofprijzen.
Dat zegt Thomas van der Meij van Van Lanschot Kempen. ‘Het voordeel bij de doorberekening van inflatie door infrastructuurbedrijven, is dat dit soort prijsverhogingen vaak contractueel voor meerdere jaren vast liggen. En omdat alle bedrijven in de sector op die manier werken, zullen concurrenten niet zomaar je plek innemen.’
In het 100 miljoen dollar (86 miljoen euro) grote beleggingsfonds met bijna een driejarig track record in beursgenoteerd infrastructuur dat hij medebeheert, is de meest recente aanpassing in de asset allocatie, een uitbreiding van de posities in tolwegen, transportbedrijven en bepaalde vliegvelden. Een deel van die besluiten hebben de beheerders genomen vanwege de genoemde oplopende inflatie, maar de ontwikkelingen rondom corona spelen ook een grote rol.
De pandemie drukte eerder op de koersen van veel luchthavens en transportbedrijven, terwijl het digitale infrastructuurbedrijven aan koerswinst hielp. Van der Meij: ‘In de zomer van 2020 waren de koersen van transportbedrijven wel erg hard gedaald door de gevolgen van corona, waardoor wij na de zomer wat risico zijn gaan toevoegen. We zaten al in tolwegen, maar hebben die positie uitgebreid met de gedachte dat mensen weer meer zouden gaan reizen zodra de grenzen weer openden.’
‘Het herstel bij vliegvelden volgde, al was er een significant verschil tussen Europese locaties. Terwijl de Griekse luchthaven nog maar minder dan 20 procent onder het volumeaantal van 2019 zat in augustus dit jaar, was dat verschil bij Charles de Gaulles en Heathrow nog meer dan 50 procent. Wij hebben in het begin gekozen voor vliegvelden met veel korte-afstandvluchten, omdat familiebezoek als eerste op gang kwam. En voor sommige opkomende landen, aangezien het toerisme daar eerder op gang kwam.’
Energietransitie
Als thema voor het komend jaar zet Van der Meij in op de energietransitie. Dat doet hij niet via “pure players”, maar via geïntegreerde nutsbedrijven. ‘Dat soort bedrijven krijgt niet de aandacht die het verdient. Veel beleggers kijken hoe schoon een bedrijf vandaag is, in plaats van in de toekomst. Veel nutsbedrijven investeren wel in de energietransitie, maar hebben ook fossiel. Wij geloven dat hoogspanningsnetwerken van cruciaal belang zijn om de energietransitie mogelijk te maken. Ik verwacht daar hoge rendementen.’
De fondsbeheerder legt die uitspraak uit aan de hand van een positie in het duurzame energiebedrijf Orsted, een bedrijf waar het fonds voorheen wel een positie in had, maar nu niet meer. ‘De koersen van verschillende Amerikaanse nutsbedrijven die onshore windparken beheren zijn veel minder sterk gestegen, omdat ze ook minimale exposure naar kolen en gas hebben. Uiteindelijk wordt dat vervangen door schone energie, maar dat gaat niet over één nacht ijs. Voor ons is het belangrijk dat het management een breder beeld houdt. Dus dat zij de centrales en uitstoot wil afbouwen en vervangen, maar ook plannen maakt hoe werknemers kunnen her-integreren en de energierekening voor particulieren niet te hard laat oplopen.’
‘Beleggen in de energietransitie is vooruitkijken’, vindt hij. ‘Goed om in schone energie te beleggen, maar wij geloven dat je beter kunt samenwerken met de bedrijven die een verschil kunnen maken doorde CO2-uitstoot te verlagen. Een belangrijke voorwaarde voor ons is wel dat een bedrijf zich heeft gecommitteerd aan het Parijs-akkoord, mee wil streven naar net-zero.’
Infra als hoofdmoot
Een andere belangrijke voorwaarde voor een positie in het fonds, is dat een bedrijf ten minste 70 procent van haar activiteiten besteedt aan infrastructuur. Lastig daarbij is volgens de beheerder wel dat de definitie van beursgenoteerd infrastructuur per belegger of klant kan verschillen. ‘Wij zijn redelijk strict in de drie richtingen die we onderscheiden: transport, digitale infrastructuur en energie. Een tolwegbedrijf kan naast het beheer van de weg gerust daarnaast een constructie-tak hebben om de tolweg uit te breiden, maar dat mag voor een positie in ons fonds niet meer dan 30 procent kasstroom opleveren. De hoofdmoot moet transport zijn.’
Sinds de start in 2019 heeft het fonds een geannualiseerd rendement van bijna 13 procent per jaar gehaald. ‘Voor de sector aantrekkelijk’, constateert Van der Meij. ‘Als je door de cycle heen belegt, moet je voor beursgenoteerd infrastructuur een hoog enkelcijferig of laag dubbelcijferig rendement moeten kunnen halen. We zitten keurig aan de bovenkant van de range.’
In absolute zin haalde het fonds in 2019 een netto rendement van ruim 28 procent en in 2020 een rendement van bijna -7 procent. Van der Meij: ‘2020 was door Covid een moeilijker jaar, absoluut. Maar als je relatief kijkt, hebben we het enorm goed gedaan. Ruim 500 basispunten outperformance na kosten dat jaar. Daar ben ik heel content mee.’
Dat het fonds nog relatief kort bestaat, komt omdat de categorie beursgenoteerd infrastructuur nog relatief nieuw is. Begin 2000 was het aanbod nog niet groot genoeg om genoeg spreiding op te bouwen, aldus Van der Meij. ‘De afgelopen vijftien jaar heeft de categorie zich enorm ontwikkeld, in de hoeveelheid beursgangen maar ook in de omvang van bestaande bedrijven. De sector is de afgelopen jaren volwassen geworden, waarmee het ook voor institutionele partijen interessant is geworden.’