Brexit staat nu dan toch voor de deur en met het wegvallen van het voorstel van een tijdelijke vrijstelling, moeten Britse financieel dienstverleners maatregelen treffen om hun diensten aan te kunnen blijven bieden aan Nederlandse pensioenfondsen. Het is daarom een goed moment voor pensioenfondsen een dubbele check uit te voeren op hun Britse uitbestedingspartners.
Hoewel het Verenigd Koninkrijk strikt genomen sinds 31 januari 2020 de Europese Unie heeft verlaten, zullen Europese paspoorten voor bijvoorbeeld financieel dienstverleners per 1 januari 2021 komen te vervallen. We zijn aangekomen in de laatste fase voordat Brexit werkelijkheid wordt.
DNB riep daarom pensioenfondsen recent op met Britse dienstverleners in gesprek te gaan om te voorkomen dat er vanaf volgend jaar knelpunten ontstaan. Des te meer omdat men wellicht nog rekende op de implementatie van de voorgestelde tijdelijke vrijstelling voor Britse dienstverleners. Deze zomer maakte de minister van Buitenlandse zaken echter tussen neus en lippen door bekend hier geen noodzaak in te zien.
Voor zover pensioenfondsen dat nog niet gedaan hebben, zal het in eerste instantie zaak zijn om een inventarisatie te maken van hun dienstverleners om te kijken wie geraakt worden door Brexit. Met de desbetreffende partijen dient overleg plaats te vinden om zeker te stellen dat de dienstverlening, ongeacht het uiteindelijke Brexit-scenario, door kan blijven gaan. Voor zover van toepassing dienen back up plannen opgesteld te worden voor het geval een dienst onverhoopt toch geen doorgang kan vinden na de Brexit
Stand van zaken
FN Institutioneel sprak met twee advocaten met een specialisatie in financieel recht over de stand van zaken in de markt. Hoe ver zijn Britse beleggingsdienstverleners en in hoeverre moeten Nederlandse pensioenfondsen en -beleggers zich zorgen maken?
Floortje Nagelkerke, advocate bij Norton Rose Fulbright, zegt het in de laatste weken weer drukker te hebben met het Brexit-vraagstuk. ‘Wij kijken waar beleggingsdienstverleners op dit moment staan in het proces. Veel waren er natuurlijk al eerder mee bezig, maar toen kwam er vanuit Minister Hoekstra een voorstel voor een overgangsregime, waaronder Britse bedrijven zich konden registreren bij de AFM waarmee ze dan 1,5 à 2 jaar de tijd hadden om alternatieve plannen door te voeren. Vervolgens kwam het overgangsregime op Europees niveau en toen zijn sommige voorbereidingen iets meer stil komen te liggen.’
Robert Smits, advocaat bij Clifford Chance, ziet ook dat de activiteiten gerelateerd aan Brexit weer toenemen. Na het referendum medio 2016 kwam het van oorsprong Londense advocatenkantoor meteen in actie voor Britse banken, vermogensbeheerders en fondshuizen. ‘Het is vanaf toen een terrein in ontwikkeling geweest, waarvan lang onduidelijk bleef of er een deal zou komen waar de financiële dienstverlening ook deel van uit zou maken. Daar werd natuurlijk wel op gehoopt, maar we weten inmiddels dat dat niet gaat gebeuren. Een no-deal scenario is realistisch en daarmee komen Europese vergunningen voor Britse dienstverleners te vervallen.’
‘Nederland een tweede thuismarkt’
De Nederlandse markt is, onder meer door het omvangrijke pensioenvermogen, een zeer belangrijke markt voor Britse dienstverleners, vertelt Smits. ‘Het is in feite een tweede thuismarkt voor veel Britse financieel dienstverleners. Het is voor hen daarom zeer belangrijk om deze markt te kunnen blijven bedienen.’
Hiervoor zijn in principe twee mogelijkheden: het aanvragen van een vergunning ter vervanging van het Europese paspoort of de Nederlandse klant vanuit een locatie in de EU bedienen. Smits: ‘Vele organisaties hebben in dat kader vestigingen in Duitsland, Luxemburg of Ierland opgericht of intensiever in gebruik genomen. Wij hebben in de afgelopen twee jaar meerdere novatie- en migratietrajecten begeleid.’
Nagelkerke spreekt van de ‘Brexit-hedge’. ‘Wij zien het ook terug in contracten met Britse partijen, waarin nu bijvoorbeeld een vestiging in Ierland, Frankrijk, Luxemburg wordt opgenomen.’ Overigens wil dit niet zeggen dat er geen Britse specialisten meer bij betrokken zijn, vult ze aan. ‘Door middel van een interne groepsuitbestedingsovereenkomst kan het werk alsnog belegd worden in het Verenigd Koninkrijk.’
‘Vergunning niet leidend’
Volgens Smits is er bovendien een nuance te maken bij de oproep van DNB. ‘Uit de oproep valt op te maken dat Nederlandse pensioenfondsen vanaf volgend jaar geen zaken meer kunnen doen met Britse partijen, maar dat ligt genuanceerder. Het gaat erom dat bijvoorbeeld Britse asset managers geen Europees paspoort meer hebben, maar dat wil niet zeggen dat er geen relatie meer mogelijk is. Sterker nog, voor de geldigheid van een contract is de aanwezigheid van een vergunning niet leidend. Dit staat expliciet in de Wet op het financieel toezicht.’
Als een Nederlands pensioenfonds ervoor kiest om, ongeacht het vervallen van de vergunning, gebruik te blijven maken van de diensten van een Britse partij, dan kan dat, stelt Smits. Wel is het zaak dat het initiatief hiervoor daadwerkelijk van het pensioenfonds komt en om dit besluit duidelijk te communiceren en onderbouwen.
Nagelkerke is hier minder zeker van: ‘Als pensioenfonds kies je ervoor om bijvoorbeeld het vermogensbeheer uit te besteden en dat dien je te doen bij een partij die daar bevoegd toe is.’ Nu zullen de Britse partijen hun vergunning wel blijven behouden, maar door het wegvallen van het Europese paspoort zijn er weinig mogelijkheden om nog direct de Nederlandse partijen te blijven bedienen of actief nieuwe klanten te benaderen. Handhaving, bijvoorbeeld door het geven van een boete aan een pensioenfonds, zal in de praktijk echter wel moeilijk liggen. Logischer is het als de Britse partijen een boete opgelegd krijgen, maar dat gebeurt niet heel vaak op grensoverschrijdende wijze.’
Voordeel van een lange aanlooptijd
Een voordeel van de lange aanlooptijd is dat beleggingsdienstverleners relatief veel tijd hebben gehad om zich voor te bereiden. Partijen die nog geen maatregelen hebben getroffen, zullen dan ook eerder een uitzondering zijn dan dat zij de regel bevestigen.
Nagelkerke: ‘De meeste asset managers die met pensioenfondsen werken, zijn toch wel de grotere partijen en die hebben het alternatieve scenario doorgaans goed op orde.’ Smits beaamt dit: ‘Na het stuklopen van de onderhandelingen in maart 2019 zijn de meeste Britse instellingen doorgegaan met het treffen van maatregelen. Voor zover ik kan inschatten zal er hooguit een enkeling zijn die dat niet gedaan heeft.’
Meer achtergronden op Fondsnieuws: