China worstelt met schulden, centrale banken staan op de rem. In 2018 zet het economisch herstel door, zowel in de ontwikkelde- als in de opkomende markten. Toch staat de wereldeconomie aan de vooravond van een lastige fase, zegt Anton Brender, hoofdeconoom bij Candriam.
‘China krijgt zijn schulden maar moeilijk onder controle en in de Westerse wereld lijkt er een einde te komen aan het ruime monetaire beleid van centrale banken. Tegelijk blijft het economische beleid van de Verenigde Staten maar moeilijk te voorspellen.’
Een dynamische en stabiele wereldeconomie
De wereldeconomie was sinds het einde van de Grote Recessie nog nooit zo dynamisch. De hogere versnelling die in 2017 werd ingezet, heeft ze te danken aan de aantrekkende bedrijvigheid in de grondstof exporterende landen, de aanhoudende hoge groei in de Aziatische opkomende landen en het herstel in de eurozone. De groei bereikt met 3,6 procent, het hoogste niveau in tien jaar.
Brender: ‘Het is evident dat dit tempo fors lager ligt dan de 5 procent die zo kenmerkend waren voor het midden van de jaren 2000; de sporen van de financiële crisis zijn nog niet geheel uitgewist.’
Toch zorgde de herwonnen dynamiek van het afgelopen jaar voor een opwaartse bijstelling van de groeivooruitzichten door het IMF. Bovendien bevindt de wereldeconomie zich in rustiger vaarwater: de volatiliteit van de groeipercentages is sterk afgenomen; de internationale onevenwichtigheden zijn verminderd en in de ontwikkelde landen zijn de schuldratio’s in de private sector gestabiliseerd. De schuldratio’s in de opkomende landen daarentegen blijven wel stijgen, maar slechts enkele landen zijn voor financiering afhankelijk van spaargelden in de rest van de wereld.
Voor China is de situatie anders, stelt Brender. ‘De snelle toename van de schulden sinds de financiële crisis van 2007 is een bedreiging voor de economische stabiliteit. De Chinese autoriteiten perkten de kredietverlening aan bedrijven in en ze proberen nu de stijgende schulden van consumenten in te dammen. Dit terwijl diezelfde consument moet zorgen voor de Chinese groei en dus de vinger niet te veel op de knip mag houden.’
Onzekerheden in nabije toekomst
In 2017 komt de groei naar verwachting uit op 2,2 procent. Dat is het gemiddelde niveau sinds 2010. Vooral de productieve investeringen zitten in de lift. De relatieve stabilisering van de dollarkoers en een sterke wereldwijde vraag blijven de export ondersteunen. De gezinsuitgaven zijn echter cruciaal voor de groei.
Brender: ‘Sinds de crisis is de financiële situatie in de Verenigde Staten gezonder geworden. Nu de economie bijna op volledige werkgelegenheid draait, kunnen de lonen omhoog. Hogere inkomsten voor huishoudens zouden ook de consumptie moeten opdrijven.’
De belangrijkste onbekende factor – en volgens Brender een heel belangrijke – blijven de begrotingsdeadlines die er zitten aan te komen: de stemming van de begroting voor het begrotingsjaar 2018 en de verhoging van het schuldplafond. ‘De belastinghervorming is inmiddels goedgekeurd door het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. Ook al zit er nu een daling van de vennootschapsbelasting in het vat, het is niet waarschijnlijk dat investeringen hierdoor duurzaam zullen herstellen,’ merkt Anton Brender op.
‘Met een gematigde begrotingsstimulans kan de groei in 2018 dicht tegen de 2,5% uitkomen. De arbeidsmarkt wordt steeds krapper, waardoor de Federal Reserve de normalisering van haar monetaire beleid zal voortzetten.’
Europa: Een sterk herstel
In de eurozone is de economie overtuigend aangetrokken, stelt Florence Pisani, directeur economisch onderzoek bij Candriam. De groei werd voornamelijk gedragen door de binnenlandse vraag, hoewel de recente versnelling ook veroorzaakt is door een hoger handelsoverschot. De export blijft profiteren van de stijging van de wereldwijde vraag. Na een scherpe daling sinds de crisis, zitten investeringen in de bouw opnieuw in de lift. De investeringen in infrastructuur worden ondersteund door de verbeterde vooruitzichten voor de vraag in combinatie met een productiecapaciteit die hier en daar al bijna volledig wordt ingezet.
De sterke verbetering van de arbeidsmarkt heeft ervoor gezorgd dat het vertrouwen van de gezinnen op het hoogste peil staat sinds het begin van de jaren 2000. ‘De consumptie neemt in hetzelfde tempo toe als voor de crisis. Het ziet er dus naar uit dat de economie zal blijven groeien in een tempo dat volgend jaar boven de 2 procent zal uitkomen’, zegt Pisani. ‘Daarom heeft de ECB aangekondigd dat zij haar aankoopprogramma van activa zal afbouwen. Tegelijkertijd zullen de korte beleidsrente worden verhoogd nadat de kwantitatieve verruiming is stopgezet.’
België: Herstel groeivertraging zet door
De recente conjuncturele signalen zijn gunstig en maken dat België zijn groeivertraging ten opzichte van andere Europese landen als Duitsland en Nederland in 2018 inhaalt. De groei van de werkgelegenheid (+1,4 procent jaar-op-jaar in het derde kwartaal) is veel sterker dan de bbp-groei doet vermoeden. Die banencreatie, samen met een iets snellere loonstijging en vooral met de verwachte lagere inflatie in 2018, moet de koopkracht verbeteren en daarmee de consumptie doen stijgen met zo’n 2 procent.
Verder zorgt het loonmatigingsbeleid voor betere marges voor bedrijven. Ten slotte zou de export moeten profiteren van de solide wereldwijde vraag. Hierdoor moet de groei van de Belgische economie uitkomen op zo’n 2 procent.
Net zoals in de rest van de eurozone droegen de lage rentevoeten bij tot de doorstart van de activiteit, maar hebben ze ook neveneffecten: de schulden van de gezinnen blijven groeien en de vastgoedprijzen stijgen nog steeds. Ondanks het lage niveau van de rentes, is de schuldenlast hoog in vergelijking met de meeste buurlanden.
Vooral voor de laagste inkomens – de gezinnen in de twee laagste kwintielen van de inkomensverdeling – ligt het percentage van de schuldaflossing veel hoger (30 procent) dan in andere landen van de eurozone. Nieuwe macro-prudentiële maatregelen die de Nationale Bank van België voorstelt, eisen daarom dat banken hun buffers met eigen middelen aanleggen, afhankelijk van de omvang van de risico’s in hun portefeuille met woningkredieten. Die maatregelen moeten enerzijds de kredietverlening afremmen en anderzijds de stijging van de vastgoedprijzen vertragen.