De rechtbank in Utrecht heeft maandagochtend zes van de zeven verdachten veroordeeld voor beleggingsfraude bij de vastgoedfondsen van Weststaete, HVO, DIM en DPF. De hoofdverdachte, Hans J. uit Soest, kreeg een onvoorwaardelijke celstraf opgelegd van vier jaar.
Dat is evenveel als Openbaar Minsterie (OM) had geëist. De zoon van de hoofdverdachte, Michael (Maikel) J., hoorde een celstraf van drie jaar onvoorwaardelijk tegen zich uitspreken, waar het OM 30 maanden op zijn plaats vond. Zijn moeder Johanna B., de partner van de hoofdverdachte, moet conform de eis 31 dagen de cel in. Dat is even lang als haar voorarrest. Zij moet ook een werkstraf van 150 uur doen.
Ook drie van de vier andere verdachten werden veroordeeld tot onvoorwaardelijke celstraffen, variërend van twaalf maanden tot zes maanden. Zij waren volgens de rechtbank als stroman actief voor de hoofdverdachten. Een zevende verdachte, ook een bewerkelijke stroman, werd vrijgesproken.
Volgens het OM is de Soester familie ten minste al sinds de eeuwwisseling onder de bedrijfsnaam Regge betrokken bij een voortdurende Ponzi-fraude en opeenvolgende piramidespelen. Een kenmerk daarvan is dat beleggers rendementen betaald krijgen uit de inleg van nieuwe beleggers, terwijl hun wordt voorgespiegeld dat ze worden betaald uit het rendement van beleggingen. Ook de rechtbank is van oordeel dat de verdachten langdurig beleggers een rad voor ogen hebben gedraaid en de inleg van beleggers grotendeels hebben gebruikt om rentebetalingen aan nieuwe beleggers te financieren.
Bij de arrestatie van de belangrijkste verdachten anderhalf jaar geleden maakte het OM bekend dat zij onder valse voorwendselen 43 miljoen euro zouden hebben opgehaald. Tijdens het requisitoir maandag heeft het OM de omvang van de ten laste gelegde fraude teruggebracht tot 24 miljoen euro, waarbij 700 beleggers zouden zijn opgelicht. De rechtbank houdt het ook op 24 miljoen euro.
Valse zekerheden
De vastgoedfondsen van Weststaete en de daaraan gelieerde beleggingsfondsen haalden volgens het OM met ’gelikte prospectussen’ geld op met de belofte dat het grotendeels in Duits vastgoed zou worden belegd. De hoge rente die op de obligatieleningen van beleggers zou worden betaald, zou uit de huuropbrengsten van de aangekochte panden komen.
Maar de beleggers kregen volgens de rechtbank een reeks aan valse zekerheden voorgeschoteld. Zoals de garantie dat hun inleg zou worden terugbetaald en dat een onafhankelijke controlerende stichting het recht op een hypotheek zou hebben op het aangekochte vastgoed. De kosten van de beleggingsfondsen zouden maximaal gemiddeld 7 tot 12 procent bedragen.
In werkelijkheid, volgens de rechtbank, werd slechts een fractie van de inleg aangewend voor de aankoop van Duits onroerend goed. Een groot aantal beleggingsfondsen uit de stal van de familie J. kocht geen enkel Duits pand aan, terwijl de inleg inmiddels wel op is. Als er onroerend goed werd gekocht, was het niet het vastgoed dat gedetailleerd in het prospectus werd beschreven.
Undercover
De verdachten hebben volgens de rechtbank in strijd met het prospectus gehandeld. Ze hebben zich daarmee volgens de rechters onder meer schuldig gemaakt aan oplichting.
Omdat onder beleggers de namen van vader en zoon J. en moeder B. gaandeweg een slechte reputatie kregen, gingen zij bij de laatste en grootste beleggingsfondsen ’undercover’. Ze stelden daar volgens de rechtbank stromannen aan. Vader J. heeft zijn zoon het oplichtersvak geleerd, oordeelt de rechtbank.
De verdachten en hun advocaten hebben eerder tijdens de strafzaak beweerd dat de vijftien beleggingsfondsen goed draaiden en slechts door het optreden van het OM kapot zijn gemaakt. De verdediging bepleitte daarom vrijspraak. Maar de rechtbank rekent het deze beschuldigingen van de verdachten aan het adres van het OM juist als strafverzwarende omstandigheid aan. Ook het gebrek aan schuldbesef is voor de rechtbank reden om in drie gevallen hogere straffen uit te delen dan het OM had geëist.
Lachend
Al voor het vonnis maandagochtend was uitgesproken, overlegden de hoofdverdachten in de wandelgangen van de rechtbank met hun advocaat al luid lachend over het instellen van een hoger beroep. Maar van die vrolijkheid was na het uitspreken van de forse straffen weinig over. Onder luid gehuil van hun echtgenote/moeder werden vader en zoon J. onmiddellijk door parketwachten weer naar het huis van bewaring gebracht. Zij mogen van de rechtbank een eventueel hoger beroep niet in vrijheid afwachten.
Copyright: Het Financieele Dagblad, 8 december 2015