Als er iets de financiële crisis heeft overleefd, zijn het de inflatiedoelen van centrale banken. Econoom Stephen King van HSBC pleit er echter voor verder te kijken dan enkel prijsstabiliteit.
In een opiniestuk op de site van de Financial Times, wijst de hoofdeconoom van de Britse bank HSBC erop dat monetair beleid gericht op het beteugelen van inflatie berust op het idee dat dit zou leiden tot economische stabiliteit. ‘Die kortzichtige focus op prijsstabiliteit bleek uiteindelijk helemaal fout’, voegt hij eraan toe.
Signalen gemist
In de aanloop naar de crisis, hebben beleidsmakers volgens hem andere signalen dat er iets aan de hand was volledig gemist. Hij noemt de snelle kredietgroei en oververhitting van de huizensector als voorbeelden. Door de kans op monetaire schokken te verkleinen, werkten ze het nemen van buitensporige risico’s in de hand, stelt King.
Als hij teruggaat in de geschiedenis, merkt hij op dat crisissituaties meer voorkomen in omgevingen met lage in plaats van hoge inflatie. Hij ziet het najagen van inflatiedoelen als iets dat voortkomt uit de angst om monetaire blunders te herhalen uit de jaren zeventig, een volgens hem bijzonder decennium.
Hunt for yield
In de crisisjaren zelf, ontstond onder centrale bankiers wel meer aandacht voor financiële stabiliteit, maar hebben ze niet willen toegeven dat de focus op prijsstabiliteit het nemen van te veel risico in de hand werkte. aldus King. ‘Gegeven het verkleinende effect op bond spreads van kwantitatieve verruiming en de daarmee gepaard gaande hunt for yield, is dit zorgwekkend.’
Om hierop bij te sturen, wordt nu teruggegrepen op macro-prudentieel beleid. De Bank of England probeert zo de Londense vastgoedmarkt te beïnvloeden, ‘ookal zijn de ervaringen in andere landen overwegend gemengd’, aldus King.
Veelzijdiger beleid
Hij staat daarom een veelzijdiger beleid voor. Om werkelijk bij te dragen aan een stabieler systeem, zouden centrale banken hun korte termijn inflatiedoelen moeten laten varen. En zaken als kredietgroei, betalingsbalans, vastgoed- en effectenprijzen zouden een grotere rol moeten spelen.