
Na de overgangsfase van 2023 tot 2025 zal het Europese mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM) op 1 januari 2026 een koolstoftarief heffen op ingevoerde, koolstofintensieve goederen. De invoering van CBAM roept verschillende bezorgdheden op.
CBAM heeft tot doel het hardnekkige probleem van ‘koolstoflekkage’ tegen te gaan en een gelijk speelveld te creëren door koolstofbeprijzing tussen binnenlands geproduceerde en ingevoerde goederen in bepaalde voorlopersectoren te harmoniseren.
Deze sectoren omvatten onder meer ijzer en staal, cement, kunstmest, aluminium, elektriciteit en waterstof. CBAM beoogt daarnaast het bewustzijn rond koolstofreductie te vergroten (Lim et al., 2021) en de binnenlandse productie en concurrentiekracht binnen de EU te ondersteunen.
De invoering van CBAM roept verschillende bezorgdheden op, waaronder:
- Bevordert het daadwerkelijk klimaatactie in de energie-intensieve industrieën binnen de EU? (Gore, 2021)
- Zorgt het ervoor dat producenten in lage-inkomenslanden en klimaatgevoelige regio’s niet oneerlijk worden benadeeld? (Gore, 2021; Sun et al., 2024)
- Lokt het handelsconflicten en vergeldingsmaatregelen uit, vanwege het eenzijdige karakter van de tarieven? (Lim et al., 2021; Sun et al., 2024)
- Voldoet het aan de regels en voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)? (Eicke et al., 2021)
- Worden koolstofemissies eerlijk gemeten op basis van alle drie de emissiescopes? (Su et al., 2024)
Bovendien zal dit EU-instrument gevolgen hebben voor landen die naar Europa exporteren. Een aanzienlijke hoeveelheid academisch onderzoek richt zich op de impact op grote economieën, terwijl minder studies de effecten op ontwikkelingslanden behandelen. Deze studies gebruiken doorgaans voorspellende modellen en empirische gegevens. Hieronder een samenvatting van enkele bevindingen:
China
Volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) was China in 2022 verantwoordelijk voor 31,1 procent van de wereldwijde CO₂-uitstoot uit verbrandingsbrandstoffen. Door de belichaamde koolstofinhoud van Chinese staalexport tussen 2000 en 2020 te berekenen, concluderen Li et al. (2021) dat CBAM een aanzienlijke impact zal hebben op deze export richting Europa, waarbij de winstmarge daalt van gemiddeld 4,3 procent naar een verlieslatend niveau. Zij verwachten dat dit China uiteindelijk zal dwingen tot onderhandelingen met de EU binnen het kader van de WTO.
In een andere studie stellen Qi et al. (2022) vast dat CBAM de kostenefficiëntie in de Chinese staal- en cementsector negatief beïnvloedt. Zij analyseren verschillende scenario’s voor de koolstofprijs in China (variërend van 0 tot 100 RMB/ton, oftewel 0 tot 12,1 euro/ton) en in Europa (300 tot 900 RMB/ton, oftewel 36,3 tot 109,2 euro/ton). Zij concluderen dat als de koolstofprijs in China boven de 60 RMB per ton (7,3 euro per ton) stijgt met beperkte schommelingen, het effect van CBAM afneemt doordat de kostenefficiëntie eveneens daalt.
Kortom: een hogere koolstofprijs in China kan de CBAM-heffing verlagen, maar verhoogt tegelijk de interne productiekosten – een afweging tussen minder blootstelling aan CBAM en hogere binnenlandse kosten.
Verenigde Staten
Overland en Sabyrbekov (2022) introduceren een CBAM-oppositie-index voor landen die goederen naar de EU exporteren waarop CBAM van toepassing is. Zij benoemen de Verenigde Staten, samen met verschillende andere landen, als een mogelijke belangrijke tegenstander van CBAM. Bovendien benadrukken zij dat coördinatie tussen de EU, China en de VS essentieel is voor het welslagen van CBAM. Deze samenwerking wordt nog belangrijker gezien de huidige handelsonzekerheden onder president Trump.
Japan
Takeda en Arimura (2024) analyseren de Japanse industrieën en economie na invoering van CBAM via kwantitatieve analyses. Zij stellen vast dat energie-intensieve en handelsgevoelige sectoren (EITE-industrieën) licht negatieve effecten ondervinden.
Daartegenover staat dat het bbp en de algemene welvaart van Japan waarschijnlijk zullen toenemen, omdat het land relatief weinig koolstofintensieve goederen produceert en dus aanzienlijk lagere koolstoftarieven betaalt dan andere landen. Japan zal daardoor sterker gepositioneerd zijn in de markt en zijn export naar de EU kunnen uitbreiden.
Ontwikkelingslanden
Eicke et al. (2021) analyseren de relatieve risico’s van CBAM voor export naar de EU met behulp van een index die blootstelling en kwetsbaarheid integreert. Zij stellen vast dat de hoogste relatieve risico’s zich voordoen in Afrikaanse landen, gevolgd door niet-EU-landen in Oost-Europa. Oorzaken hiervan zijn onder meer emissie-intensieve energiesystemen, een beperkte exportdiversificatie en een gebrek aan middelen zoals groene financiering en geavanceerde technologie voor de overstap naar koolstofarme alternatieven.
Verder benadrukken de auteurs dat kleinere ontwikkelingslanden grotere relatieve risico’s lopen dan grotere opkomende economieën, door de beperkte omvang van hun interne markten en hun statistische capaciteit om koolstofinhoud van producten te monitoren, te traceren en te verifiëren. Gore (2021) stelt voor om de opbrengsten van CBAM te gebruiken om toeleveringsketens in lage-inkomenslanden te moderniseren, zodat zij kunnen overstappen naar minder koolstofintensieve productiemethoden.
Conclusie
De volledige invoering van CBAM zal waarschijnlijk bijdragen aan het aanpakken van koolstoflekkage en het bevorderen van een gelijk speelveld binnen de EU. Tegelijkertijd is het cruciaal om de bijbehorende bezorgdheden serieus te nemen. Zo zou de EU CBAM moeten presenteren als een instrument van klimaatleiderschap en niet als een handelsbelemmering; bij gebrekkige framing dreigen vergeldingsmaatregelen.
Daarnaast moet de EU tegemoetkomen aan zorgen over datacompliance door duidelijke richtlijnen te geven voor het verzamelen van koolstofdata bij leveranciers en onderaannemers. Hoewel de initiële impact van CBAM nadelig kan zijn voor grote spelers, kunnen zij hun procedures op termijn verbeteren. Voor kleine en lage-inkomenslanden zal echter EU-steun nodig zijn om hun toeleveringsketens te moderniseren.
Dit artikel is geschreven door Gosse Alserda op uitnodiging van CFA Society Netherlands. De geuite meningen zijn persoonlijk en vertegenwoordigen niet noodzakelijk standpunten van CFA Society Netherlands.
Amir Moradi is hoofdonderzoeker aan de HAN International School of Business. Daarnaast is hij lid van CFA Society Netherlands, dat onderdeel is van het expertpanel van Investment Officer.