De woningprijzen in Nederland dalen. Voor een deel heeft dat te maken met stijgende rente en met het feit dat professionele en particuliere beleggers afhaken, nu het kabinet het verhuren van huurwoningen en -panden fiscaal-gezien minder aantrekkelijk heeft gemaakt. De huizenprijzen daalden in de eerste drie maanden van het eerste kwartaal met 8,2 procent.
De gemiddelde koopprijs bedraagt op dit moment 394.000 euro. Op het hoogtepunt werd een woning gemiddeld voor 420.000 euro in Nederland verkocht. Op dit moment wordt nog maar 31 procent van de woningen boven de vraagprijs verkocht. Een jaar geleden was dit percentage nog 81.

‘De woningprijzen komen hierdoor weer meer in evenwicht’, concludeert de NVM vandaag in een persbericht. ’Er is ruimte en tijd voor onderhandeling en overbieden is niet altijd een vereiste meer.’
De verlichting op de woningmarkt, met name voor starters, komt volgens de NVM omdat beleggers zich terugtrekken. Juist die concurrentie joeg de afgelopen jaren de prijzen op tot recordhoogtes. ‘Dit is er nu van af’, stelt de NVM.
Hoewel de prijzen op dit moment dalen, stort de woningmarkt niet in, zoals in 2008 wel het geval was ten tijde van de kredietcrisis. Dat komt doordat de vraag nog altijd veel groter is dan het aanbod. In de eerste drie maanden van dit jaar werden bijna 29.500 woningen te koop gezet.
Tegelijkertijd is de bouw van nieuwe woningen nog niet overeenkomstig de vraag. Deels heeft dat te maken met de gestegen rente, maar ook door de verslechterde fiscale voorwaarden die de regering heeft gesteld, neemt de bereidheid van institutionele beleggers af om te investeren.
Uit de GPR 250 Europe Index blijkt dat dit eerste kwartaal het Europese beursgenoteerde vastgoed door een turbulente tijd is gegaan. In maart bedroeg het verlies maar liefst 12,3 procent. De grootste verliezer was in maart de Duitse deelindex: -27,8 procent. Frankrijk (2 procent) en Nederland (1,6 procent) droegen het meest in positieve zin bij aan de pan-Europese benchmark.
Rendementen voor individuele landenindices, maart 2023 (euro):
| Switzerland | -0.4% |
| Austria | -4.9% |
| Belgium | -6.2% |
| United Kingdom | -8.1% |
| France | -9.7% |
| Finland | -11.2% |
| Spain | -12.0% |
| Europe | -12.3% |
| Sweden | -12.9% |
| Netherlands | -17.6% |
| Germany | -27.8% |
Rendementen voor de individuele landenindices, Q1-2023 (in euro):
| France | 2.0% |
| Netherlands | 1.6% |
| United Kingdom | 0.3% |
| Belgium | 0.2% |
| Switzerland | -2.1% |
| Europe | -5.2% |
| Spain | -6.1% |
| Austria | -7.0% |
| Sweden | -7.9% |
| Finland | -19.7% |
| Germany | -20.6% |