De voorbije decennia is hoger onderwijs in Europa sterk gedemocratiseerd. België en Nederland zijn er een goed voorbeeld van.
Vandaag heeft 51 procent van de Belgische en 55 procent van de Nederlandse 25 tot 34-jarigen een hoger diploma (44 procent in Europa), een bijna-verdubbeling ten opzichte van 1992. Op zich is die evolutie een maatschappelijk succes, maar het heeft ook een economisch neveneffect: de schaarstepremie van het hoger diploma is mettertijd fors gedaald. Het inkomen van goede vaklui steekt dat van de universitaire middenmoters voorbij. AI versterkt dit fenomeen.
De devaluatie van het hoger diploma lees je af in de startsalarissen. Volgens een grootschalig onderzoek van Acerta verdient iemand met een universitair diploma in België bij de start 2.982 euro bruto, iemand met een diploma hoger onderwijs 2.820 euro, met een diploma hoger secundair 2.568 euro en met een diploma lager secundair onderwijs 2.227 euro. Er is dus nog steeds een schaarstepremie van het hoger diploma, maar ze bedraagt slechts 333 euro bruto ten opzichte van een diploma hoger secundair onderwijs. Daarnaast daalt die schaarstepremie razendsnel.
De voorbije zes jaar is het universitaire startersloon nominaal met 11 procent gestegen, maar die evolutie loopt mijlenver achter op het startersloon van jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs, dat over diezelfde periode met 29 procent toenam. Nog opmerkelijker is dat het startersloon van jongeren zonder diploma lager secundair onderwijs met 36 procent is gestegen. Op geaggregeerd niveau kent de arbeidsmarkt dus nog weinig meerwaarde toe aan een starter met een hoger diploma.
De devaluatie spreekt ook uit het feit dat de starterslonen van de hoger gediplomeerden de algemene inflatie niet kunnen bijbenen. Toen ik in 1989 als jonge universitair in de banksector begon, bedroeg mijn bruto startsalaris omgerekend 1.880 euro. De Belgische inflatie is sindsdien met 125 procent gestegen. In constante reële termen zou datzelfde startsalaris vandaag dus 4.230 euro moeten bedragen, 42 procent meer dan het niveau dat we vandaag zien. In absolute termen heeft een universitair startersdiploma 42 procent van zijn waarde verloren. Die forse afkalving moet weliswaar wat genuanceerd worden door het toegenomen belang van extralegale voordelen in het basispakket, die een stuk van het brutoloon hebben vervangen.
De cijfers voor Nederland wijzen in dezelfde richting. Starters met een hoger diploma (HBO/WO) kijken aan tegen een startsalaris van circa 2.600 euro bruto, starters zonder hoger diploma krijgen circa 2.150 euro, een verschil van 450 euro. Niet niks, maar zeker geen vetpot.
De vergelijking met de minimumlonen van arbeiders spreekt ook boekdelen. Het minimum bruto uurloon in de bouwsector voor een Belgische ongeschoolde arbeider bedraagt circa 19 euro, omgerekend 3.340 euro per maand. Je kan natuurlijk argumenteren dat mensen met een hoger diploma uitzicht hebben op een grotere stijging van hun vergoeding, maar zelfs dat is voor heel wat hoger gediplomeerden geen zekerheid meer. Een Belgische projectleider zonder hoger diploma uit de bouwsector met tien à vijftien jaar ervaring verdient al vlug 5.000 euro bruto, wat erg dicht ligt bij het niveau van een groot aantal economisten of juristen van dezelfde leeftijd.
Er is, zoals iedereen weet, een groeiend tekort aan goede vaklui. Zelfstandige vaklui kunnen al vlug meer dan 40 euro per uur aanrekenen, inclusief de tijd voor hun verplaatsingen, wat hun maandelijks inkomen rond de 8.000 euro brengt. Een beginnende Nederlandse bouwvakker verdient circa 2.500 euro bruto, nauwelijks minder dan een startende HBO/WO-er.
Daarnaast is er de vaststelling dat sommige instellingen voor hoger onderwijs de lat veel te laag hebben gelegd. De resulterende inflatie van het aantal hogere diploma’s haalt mee hun reële waarde onderuit. Artificiële Intelligentie is die devaluatie van het hoger diploma nog aan het versterken, niet omdat hogere opleiding irrelevant wordt, maar omdat het veel routinematige cognitieve taken (samenvatten, opstellen, standaardanalyses, juridische of economische drafts) goedkoper en sneller maakt. Daardoor verschuift de aandacht naar aantoonbare, schaarse vaardigheden: domeinkennis gekoppeld aan oordeel, motivatie en sociale vaardigheden.
De impact van AI is nu vooral voelbaar onder starters met een hoger diploma. In Amerika is de algemene werkloosheidsgraad slechts 4,4 procent, maar in de leeftijdsgroep 16 tot 24 jaar is het cijfer veel hoger: 10,4 procent. Ook de ‘elite’ ontsnapt er niet aan. Een kwart van mensen met een diploma van topuniversiteiten als Harvard heeft drie maanden na het einde van hun studies nog geen baan gevonden. Dat was in het verleden ongezien. De grote consultancyfirma’s, investmentbanks en advocatenkantoren snoeien vooral in de jonge en midden-echelons. AI veegt de vraag weg naar de traditionele ‘grunts’, die dag en nacht werken in de hoop ooit te mogen doorsteken naar het Big Bucks Walhalla.
Wat kan je als houder van een snel devaluerend hoger diploma in die context doen? De Amerikaanse Minister van Financiën Scott Bessent vatte de essentie vorige week goed samen in zijn oproep aan de Amerikaanse werknemers: ‘Become an AI-native’. Begin met zelf AI te gebruiken. In mijn professionele omgeving zie ik nog heel wat mensen uit de financiële sector, vaak niet van de jongste, die een gebrek aan interesse in AI vertonen. Sommigen lijken er zelfs principieel tegen gekant te zijn en toeteren vanuit een soort valse trots dat ze ook wel zonder AI kunnen.
Het vermogen om AI-in- en output kritisch te sturen is niet alleen een onderscheidende factor voor starters geworden. Dat wordt het wellicht snel ook voor werknemers op alle echelons. Binnenkort is AI-vaardigheid zelfs geen onderscheidende factor meer, maar een basisvereiste, net zoals het gebruiken van een PC, Excel en het internet. Waar het hoger onderwijs de lat te laag legde, legt AI de lat terug hoger. Wie dit als hoger gediplomeerde niet begrijpt, is zijn carrière niet zeker.
Jan Longeval is eigenaar van Kounselor Consulting en adjunct professor aan de Vlerick Business School.