Tweewekelijks laat Investment Officer aan een vooraanstaand professional uit de financiële wereld enkele persoonlijke vragen los. Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING België, kijkt deze keer in De Spiegel.
Peter Vanden Houte (foto) staat al bijna zijn hele leven op het kruispunt tussen macro-economie en de beleggingswereld. ‘Ik heb er altijd van gehouden dat ik mijn inzichten kon koppelen aan het beleggingsluik. Het is ontzettend interessant om te achterhalen hoe acties van de centrale bank, die op zich niet direct iets te maken hebben met beleggingen, toch een impact kunnen hebben op een beleggingsstrategie.’
Wat was uw eerste job in de financiële wereld?
‘Ik ben mijn carrière begonnen als universitair onderzoeker. Toen was er nog helemaal geen link met macro-economie of beleggen: ik deed sectoranalyses en bestuurde de effecten van multinationals op de Belgische economie. Ik vond dat superleuk, maar ik had ook onmiddellijk door dat ik dat mijn ganse leven niet wilde doen. Daarvoor ging alles te traag.
Eerst was je maanden bezig met het schrijven aan een paper, dan moest je dat opsturen naar een internationaal tijdschrift om dat enkele maanden later nog eens te herzien en met een beetje geluk kon je je paper na een jaar voorstellen op een congres. Het verschil kan niet groter zijn met mijn huidige job, waar je met honderden dingen tegelijk bezig bent en alles zo snel mogelijk moet verwerken. Dit is het andere extreem.’
Wat hebt u geleerd uit die eerste job?
‘Het belang van wetenschappelijke methoden. Een breed helikopterzicht ontwikkel je vooral met fundamentele analyses, niet met de marktcommentaar die je op Bloomberg vindt.’
Hechten fondsbeheerders nog veel belang aan uw macro-economische analyses?
‘Doorheen de jaren is dat niet zoveel veranderd. Dat is toch vooral een individueel gegeven. Sommige fondsbeheerders zijn heel gevoelig voor macro-economische veranderingen, terwijl anderen uitsluitend oog hebben voor individuele bedrijven. Tot op zeker hoogte snap ik dat. Macro-economie wordt minder doorslaggevend naarmate je dieper gaat.
Een fondsbeheerder die de keuze moet maken tussen het ene of het andere bedrijf binnen dezelfde sector, zal zich onvermijdelijk minder laten leiden door macro-economische analyses. Maar een fondsbeheerder die een beslissing moet nemen over de allocatie tussen aandelen en obligaties zou knettergek zijn als hij geen oog heeft voor het macro-economische plaatje.’
Wat was de grootste teleurstelling uit uw carrière?
‘De bankencrisis was geen prettige periode, omdat we toen als sector zelf in het oog van de storm zaten. Tegelijkertijd vond ik het ook heel dubbel dat we ons binnen het economische departement al twee jaar voor de bankencrisis al discussies hadden over de Amerikaanse huizenmarkt, de schuldgraad van de Amerikaanse gezinnen en het risico op een rentestijging.
Eind 2005 schreef ik al een column voor De Tijd met als titel ‘Stilte voor de storm’. Daarin beschreef ik dat een rentestijging ervoor zou zorgen dat meer gezinnen hun lening niet konden terugbetalen, dat daardoor ook financiële instellingen zoals Fannie Mae en Freddie Mac in de problemen zouden komen en hoe dat voor onrust op de financiële markten zou zorgen.
Eigenlijk beschreef ik alle dominostenen, waarbij ik er ervoor waarschuwde dat de spanningen negen à twaalf maanden merkbaar zouden zijn. Maar een jaar later was er nog geen vuiltje aan de lucht en begon ik toch aan mezelf te twijfelen. Want was ik niet té pessimistisch? Maar nog eens een jaar later brak de crisis wel in alle hevigheid los. Achteraf heb ik me nog afgevraagd of ik intern niet harder had moeten waarschuwen voor de gevaren.’
Wat is de lastigste uitdaging voor een econoom?
‘Om in tijden van zware crisissen het worstcasescenario niet meteen af te doen als onrealistisch. Dat is een cognitieve bias waar je als econoom moet voor opletten. De Griekse crisis in 2010 was zo’n moment. Het uiteenspatten van de monetaire unie was toen niet langer ondenkbeeldig en vanuit alle hoeken werd er gerekend op macro-economische studies om de risico’s in kaart te brengen. De bankencrisis was nog maar net achter de rug en het uiteenspatten van de eurozone kon rampzalige gevolgen hebben.
Wanneer ik dan allerlei simulaties maakte van verschillende scenario’s, dan voelde ik bij mezelf de neiging om het slechtste scenario sneller weg te schuiven. Dat zijn moeilijke analyses. Net zoals we nu met Oekraïne opnieuw meemaken. Eerst dachten we dat Poetin niets zou doen, daarna dachten we dat hij nooit verder zou gaan dan het steunen van de pro-Russische rebellen en vervolgens waren we er rotsvast van overtuigd dat een eventuele aanval nooit buiten de oostelijke provincies zou gebeuren. En zie waar we nu staan.’
Bent u als econoom ook een goede belegger?
‘Als econoom kijk ik naar de risico’s, maar als belegger besef ik dat je geen beurscrashes kan voorspellen en dat aandelen op de lange termijn altijd een hoger rendement opleveren. Daardoor heb ik altijd 85 tot 90 procent van mijn vermogen in aandelen belegd. Maar daarbij maak ik net dezelfde fouten als andere beleggers. Ook ik heb het moeilijk om een aandeel ter verkopen dat onder de aankoopkoers is gezakt.
Tegen beter in hoop ik dat het tij nog keert, hoewel ik als econoom goed besef dat de aankoopkoers totaal willekeurig is en irrelevant is bij het beoordelen van het verdere verloop van de beurskoers. En nog moeilijker vind ik het om aandelen te verkopen die al sterk zijn gestegen. Want wat moet je doen als een technologie-aandeel op korte tijd drie of vier keer hoger koerst, zoals vorig jaar gebeurde. Moet je dan verkopen, met het risico dat je nog een grote opwaartse beweging mist? Of moet je het houden, met het risico dat de zeepbel barst? Als belegger weet ik het ook niet altijd.’