De energietransitie en digitalisering bieden infrastructuurinvesteerders de beste kansen, voorziet DIF Capital Partners. De diversificatiestrategie en het wereldwijde netwerk hebben de infrastructuurbelegger geen windeieren gelegd. ‘Tot nu toe hebben onze investeringen een gerealiseerd rendement behaald van gemiddeld circa 16 procent per jaar, voor kosten’, zegt chief investment officer Allard Ruijs in een interview.
Het van oorsprong Nederlandse DIF (Dutch Infrastructure Fund) begon in 2005 met investeren in infrastructuurprojecten. Infrastructuur was toen nog geen aparte beleggingscategorie, aldus Ruijs. Maar nadat Nederlandse investeerders zoals APG en PGGM, en Canadese pensioenfondsen zich meer op infrastructuurbeleggingen richtten, werd de markt echter snel volwassen, zegt Ruijs. Vooral de Canadese fondsen hebben infrastructuur omarmd als nieuwe beleggingscategorie, met een allocatie oplopend tot een kwart van de totale beleggingsportefeuille.
Voor Nederlandse pensioenfondsen ligt dat eerder tussen de drie en vijf procent. ‘De assetcategorie heeft in de afgelopen twintig jaar goed gepresteerd en we zien wereldwijd dat institutionele beleggers hun allocatie naar infrastructuur aan het vergroten zijn’, schetst Ruijs, die sinds vorig jaar chief investment officer (CIO) is.
Met circa 17 miljard euro onder beheer is DIF de vijftiende belegger in de infrastructuursector. ‘Van alle partijen zijn wij de enige met een hoofdkantoor in Nederland’, zegt Ruijs. Honderd mensen werken op het kantoor op Schiphol en 140 verspreid over de andere elf wereldwijde kantoren.
Het uitgebreide kantorennetwerk is volgens Ruijs een belangrijke reden voor het succes. ‘Als infrabeleggers hebben wij te maken met overheden en lokale bedrijven. Een goede kennis van regulering, fiscaliteit en een lokaal netwerk zijn essentieel om aantrekkelijke infra-investeringen te doen en te beheren.’
De overname door het private equity-bedrijf CVC in 2023 sluit goed aan bij de filosofie van DIF, aldus Ruijs, die er sinds 2007 werkt. ‘We blijven opereren als een zelfstandige unit, maar kunnen wel gebruikmaken van het enorme wereldwijde netwerk en de kennis van CVC. We zien nu al additionele investeringskansen.’
Sectorthema’s
Sinds de oprichting heeft DIF tien fondsen in de markt gezet. Ruim 3 miljard euro is belegd in de zogenaamde core-plus fondsen die later zijn opgericht. Dit zijn kleinere fondsen die vooral investeren in de groei van jonge, kleine bedrijven. Een voorbeeld is de Amsterdamse onderneming Greener Power Solutions, die grote mobiele batterijen verhuurt voor onder meer bouwterreinen. ‘Dit is een sterke groeimarkt, want oudere dieselaggregaten worden in binnensteden en op evenementen steeds vaker geweerd’, zegt Ruijs.
De traditionele infrastructuur core-fondsen richten zich eveneens op het mid-market segment (midden- en kleinbedrijf). Hier gaat het hoofdzakelijk om wat grotere bedrijven die dankzij langlopende concessies of contracten een lager risicoprofiel hebben. DIF investeert in een breed scala van warmtenetwerken, duurzame energieoplossingen, waterbedrijven, datacenters tot tunnels en windparken. Achter de ogenschijnlijk opportunistische aanpak zit een strategie. ‘Wij sturen bewust op een gediversifieerde portefeuille en richten ons daarbij op een viertal sectorthema’s: energietransitie, digitalisering, nutssector en transport’, aldus Ruijs. ‘Binnen deze sectoren investeren we doelgericht in aantrekkelijke projecten en bedrijven.’
In de nutssector gaat het dan bijvoorbeeld om bedrijven die essentiële infrastructuur aanbieden en monopolistische eigenschappen hebben. In de transportsector investeert DIF onder meer in tolwegen, maar ook in railinfrastructuur, wagons en locomotieven.
Hoge rendementen
Het risico-rendementsprofiel van de verschillende infrastructuurinvesteringen kan uiteenlopen. Voor het beheer van een ziekenhuis onder een publiek-private samenwerking worden langlopende contracten afgesloten en is de kans op extra rendement beperkter. Daar staat volgens Ruijs ook een lager neerwaarts risico tegenover. Bij tolwegen is het mogelijk om extra rendement te realiseren, maar het risico is ook weer wat groter. Zo waren de opbrengsten van tolwegen aanzienlijk lager tijdens de coronacrisis, omdat het verkeer sterk terugviel.
‘Omdat de energieprijzen de laatste jaren stegen, deden onze investeringen in duurzame energie het echter goed. Ook andere investeringen met langetermijncontracten of concessies boden tegenwicht. Onze diversificatiestrategie heeft zich dus bewezen en door de jaren heen hebben wij per saldo altijd alfa weten te genereren’, zegt Ruijs. ‘Tot nu toe hebben onze investeringen een gerealiseerd rendement behaald van gemiddeld circa 16 procent per jaar, voor kosten.’ Dit is in lijn met de doelstelling van een dubbelcijferig rendement per jaar.
De inflatiebescherming, die de meeste infrastructuurinvesteringen ingebouwd hebben, maakt de beleggingscategorie extra aantrekkelijk. ‘Als de inflatie toeneemt en hoger uitvalt dan verwacht, heeft dit een positief effect op onze rendementen’, zegt Ruijs. ‘De omzet neemt dan namelijk sterker toe dan de kosten.’
De hogere rente heeft nauwelijks invloed op de verwachte rendementen, stelt Ruijs. In de traditionele infrastructuurfondsen bedraagt de hefboomwerking (leverage) gemiddeld 60 procent; dit zijn veelal langlopende leningen met een vaste rente. ‘Door de lange onderliggende contracten is de kasstroom voorspelbaar en kunnen we relatief meer financiering krijgen’, verklaart Ruijs. ‘Bij de core-plus fondsen blijft de schuldgraad vaak beperkt tot 25-30 procent en financieren we in de beginfase meestal alleen met eigen vermogen.’
Van de vier sectorthema’s ziet Ruijs momenteel de beste investeringskansen in digitale infrastructuur en de energietransitie. ‘Er is enorm veel geld nodig voor de decarbonisatie en elektrificatie van de energie-infrastructuur en de transportsector. Zo hebben we onlangs de grootste veerbootmaatschappij in Noorwegen gekocht. De vloot telt circa 70 schepen en daarvan is 60 procent elektrisch. Bij nieuwe aanbestedingen van concessies geldt de voorwaarde dat de boten elektrisch aangedreven zijn, zodat de oude schepen geleidelijk uit de vaart worden genomen’, zegt Ruijs. ‘Voor pensioenfondsen zijn dit soort investeringen bij uitstek geschikt om een positieve bijdrage aan de energietransitie te leveren.’