De Belgische ICB-taks op Luxemburgse fondsen blijft een slepend geschilpunt tussen beide landen. Een recente uitspraak van het Gentse Hof van Beroep biedt Luxemburgse Sicavs echter opnieuw hoop op een positieve uitkomst.
Luxemburgse Sicavs betalen in de praktijk Belgische taks, bekend als de ICB-taks, op Instellingen voor Collectieve Beleggingen (ICB), als hun aandelen in België publiek verhandeld worden. Deze taks wordt berekend op het totaal van de netto uitstaande bedragen in België op 31 december van het voorgaande jaar.
De taks bedraagt 0,0925 procent voor particuliere beleggers en 0,01 procent voor aandelen aangehouden door institutionele beleggers. Luxemburgse fondsen betwisten de verplichting om deze Belgische taks te betalen, omdat ze stellen dat deze in strijd is met het dubbelbelastingverdrag (DBV) tussen België en Luxemburg.
De juridische strijd rond de Belgische ICB-taks op Luxemburgse Sicavs duurt inmiddels al achttien jaar.
In maart en april 2022 resulteerde dit in twee arresten van het Hof van Cassatie – een van de Franstalige kamer en een van de Nederlandstalige kamer. Deze arresten waren tegenstrijdig: de Franstalige kamer oordeelde dat de taks geen vermogensbelasting is, terwijl de Nederlandstalige kamer tot het tegenovergestelde kwam, maar concludeerde dat de tekst van het DBV de taks niet dekte. Hierdoor werden beide dossiers terugverwezen naar het Hof van Beroep in respectievelijk Luik en Gent.
Begin november 2024 kende deze kwestie een onverwacht positieve wending, wat een nieuwe opsteker betekende voor de Luxemburgse fondsenindustrie.
Uitspraak van het Hof van Beroep te Gent
Op 5 november 2024 deed het Hof van Beroep te Gent een uitspraak in de Nederlandstalige zaak. Hoewel het Hof zich in principe moest conformeren aan het arrest van Cassatie, maakte het gebruik van enkele openingen om enkele belangrijke aspecten nader te analyseren.
Cassatie had eerder geoordeeld dat de Belgische abonnementstaks niet expliciet wordt vermeld in artikel 2, §3 van het DBV. Tegelijkertijd stelde Cassatie niet expliciet dat deze taks geen vermogensbelasting is in de zin van artikel 2, §1. Het Hof van Gent ging hier verder op in en concludeerde dat de jaarlijkse taks wél een belasting naar vermogen is volgens artikel 2, §1, en dus onder de materiële reikwijdte van het DBV valt.
Daarnaast behandelde het Hof de vraag of Luxemburgse Sicavs als verdragsinwoners kunnen worden beschouwd en dus recht hebben op de voordelen van het belastingverdrag. Het Hof van Beroep te Brussel had hierover al in 2019 geoordeeld dat Luxemburgse Sicavs verdragsgerechtigd zijn, en dit oordeel werd destijds niet betwist in Cassatie. Het Hof van Gent volgt deze lijn.
Twee belangrijke principes bevestigd
Ondanks aanvankelijke scepsis over het resultaat van deze doorverwijzing, bevestigde het Hof van Gent twee cruciale principes:
- De Belgische taks op ICB’s is in strijd met het DBV tussen België en Luxemburg.
- Luxemburgse Sicavs kunnen zich beroepen op het DBV. Hierdoor kunnen ze onder meer ook de verminderde Belgische bronheffing (15 procent) op Belgische dividenden en interesten toepassen.
Praktische implicaties voor terugvorderingen
Voor de terugvordering van de ICB-taks geldt een vervaltermijn van twee jaar na betaling. Voor taksen betaald tot maart 2024 is een verzoek tot teruggave en een gerechtelijk verzoekschrift vereist. Voor betalingen vanaf 2025 volstaat een verzoek tot teruggave om de verjaring te stuiten. Dit is het gevolg van een wijziging in de procedure voor het terugvorderen van diverse taksen eerder dit jaar.
De terugvordering van te veel ingehouden Belgische roerende voorheffing op dividenden en interesten kan over een langere periode gebeuren, met een termijn van vijf jaar. Dit betekent dat tot eind 2024 roerende voorheffing, betaald sinds 1 januari 2020, kan worden teruggevraagd via een aangetekende ingebrekestelling.
Toekomstige ontwikkelingen
Op 25 april 2023 waren er vier arresten van het Hof van Beroep te Brussel die volledig in het voordeel waren van Luxemburgse Sicavs.
De Belgische fiscus heeft inmiddels cassatieberoep aangetekend tegen deze arresten. Een uitspraak van (de Nederlandstalige kamer van) Cassatie zou in principe verwacht kunnen worden tegen eind 2025.
Het is nog onzeker of de fiscus ook beroep zal aantekenen tegen deze recente uitspraak van het Hof van Gent.
Deze ontwikkelingen markeren opnieuw een belangrijke overwinning voor de Luxemburgse fondsenindustrie in de langlopende fiscale strijd met België.
Dirk Coveliers is advocaat-vennoot bij het kantoor LLJ (Lallemand, Legros & Joyn), lid van het panel van experts van Investment Officer. Hij is eveneens hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Beleggingsfiscaliteit.