Met hun ‘Green Planet’-strategie menen ze bij J. Safra Sarasin de valkuilen van thematisch duurzaam beleggen te kunnen omzeilen. Spreiding over vier thema’s en een value chain-benadering moeten voor meer stabiliteit zorgen.
In zijn ‘Sustainable Equity – Green Planet’-fonds investeert de Zwitserse private bank J. Safra Sarasin in wat het ‘green winners’ en ‘early stage & small businesses’ noemt. Het eerste zijn bedrijven die weinig kwetsbaar zijn voor de transitie, die de tand des tijds goed zullen doorstaan met andere woorden. De tweede zijn kleinere nichespelers, innovatief maar als bedrijf staan ze nog minder ver in hun ontwikkeling. ‘Het doel van onze strategie is de transitie naar een groene economie mogelijk te maken’, aldus Joëlle Amram, experte in Sustainable Equities.
J. Safra Sarasin hanteert eerst een zelfde selectieproces over al zijn strategieën heen. Naast de klassieke uitsluitingslijst, brengen ze per sector de duurzaamheidsrisico’s in kaart en vergelijken ze bedrijven met hun sectorgenoten. Met die Best-in-Class-strategie wordt ongeveer de helft van 10.000 aandelen uitgesloten. Al kan er voor bedrijven met een goed, impactvol product ook wat lager in de lijst gekeken worden, geeft Chief Sustainability Officer Daniel Wild aan.
Thematische benadering
Dat vrij uitgebreide universum wordt voor dit fonds met een thematische aanpak verder herleid naar 700 namen. Concreet zet het fonds in op vier thema’s: de bescherming van ecosystemen, efficiënt gebruik van grondstoffen, slimme mobiliteit en toekomstige energie. ‘We zijn actieve stockpickers. Er is dus geen vooraf bepaalde weging van deze thema’s. Daar kunnen we mee spelen’, legt Amram uit.
Het fonds is de verderzetting van een puur waterfonds. Als waterspecialist neemt Wild daarom nog altijd graag die sector als voorbeeld om het investeringsproces uit te leggen. Om tot een selectie van 40 à 60 posities komen, gebuikt de beheerders wat ze een value chain-benadering noemen. In de watersector gaat het bijvoorbeeld van opvangen en behandelen van water over testen en lekdetectie tot klaarmaken voor industrieel gebruik.
Thematisch beleggen is niet altijd een succesrecept gebleken. Veel fondsen in hernieuwbare energie bijvoorbeeld hebben een pak tegenwind te verduren gekregen. Amram maakt zich sterk dat niet alleen de spreiding over de vier thema’s, maar ook de value chain-benadering voor meer stabiliteit kan zorgen. ‘Sinds de omvorming van het fonds in januari 2021 doen we bijna 50 procent beter dan de Clean Energy Index.’
Groene inkomsten
Het streefdoel voor het fonds is dat gemiddeld 30 procent van de inkomsten van de bedrijven ‘groen’ is. Al zit het vandaag eerder rond de 50 procent. Om die ‘groene inkomsten’ te definiëren, bouwen de beheerders op de Europese taxonomie, de lijst met activiteiten die door Europa als duurzaam worden gezien. Al beperken de beschikbare data over wat een bedrijf doet in lijn met de taxonomie zich vooral tot het klimaat. ‘Over onderwerpen als water of de circulaire economie vormen de data meer een uitdaging. En over sociale thema’s gaat het al helemaal niet’, geeft Wild aan. ‘Voor die onderwerpen gebruiken we een eigen aanpak.’
In communicatie met klanten gebruikt de Zwitserse private bank dan ook liever zijn eigen raamwerk om zijn thematische aanpak uit te leggen ‘De Europese regels zijn niet altijd helder en moeilijk uit te leggen’, vindt Wild. Hij verwelkomt dan ook de consultatieronde die de Europese Commissie momenteel organiseert rond de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR).
Hij ziet in grote lijnen twee opties. ‘Ofwel moet je aanvaarden dat de SFDR als labelsysteem wordt gebruikt, ook al was het niet zo bedoeld. Maar dan moet je wel duidelijke regels vastleggen voor wat Artikel 8- en Artikel 9-fondsen precies zijn. Ofwel laat je die categorieën los en werk je met een volledig nieuwe indeling: ‘pure uitsluiting’, ‘ESG-integratie’, ‘impact georiënteerd’ en ‘transitie’ bijvoorbeeld. Dat lijkt op wat in het Verenigd Koninkrijk gebeurd.’
De tweede optie lijkt hem de beste. ‘Maar wij willen vooral consistentie en geen vier systemen die internationaal naast elkaar bestaan. Dan wordt het wel heel complex en kostelijk om je mensen in de hele organisatie op te leiden.’
Aan het ‘Green Planet’-fonds hangt een Artikel 9-classificatie, terwijl collega’s het zekere voor het onzekere kozen en een Artikel 8-jasje aantrokken. ‘Ja, onderzoek naar duurzaamheid komt met extra kosten. In mijn team bijvoorbeeld zitten twaalf mensen. Maar anderzijds mikken wij op transparantie en geloofwaardigheid bij klanten. Vandaag zien we nog altijd een sterke inflow in duurzame producten. We zouden die kosten dus moeten kunnen terugverdienen’, besluit Wild.