schermafbeelding_2024-05-30_112437.png

‘Wie beslist of een bedrijf snel genoeg gaat met zijn klimaattransitieplan? Een financiële instelling of de overheid? Banken zitten in een wat gewrongen positie. En wie houdt het sociale aspect in de gaten, dat het voor iedereen een rechtvaardige transitie is?’ 

Tom Van den Berghe, Director Sustainable Finance bij de federatie voor financiële instellingen Febelfin somt enkele lastige vragen op voor banken bij de uitvoering van de Europese Csrd-richtlijn (Corporate Sustainability Reporting Directive) en de EBA-richtlijnen over prudentiële transitieplannen van banken. Deze laatste bepalen hoe banken duurzaamheidrisico’s moeten integreren in hun risicobeheer.

De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling organiseerde recent een seminarie over de Europese Corporate Sustainability Due Diligence Directive (Csddd). Die verplicht bedrijven om een klimaattransitieplan op te stellen en uit te voeren. Van den Berghe schetste het wettelijk kader voor banken met bijzondere aandacht voor de vereisten rond transitieplannen en risicobeheer.

Ondernemingen die onder de Csrd-richtlijn vallen (Corporate Sustainability Reporting Directive), zoals banken, zijn al verplicht om onder andere gedetailleerde informatie over dergelijke plannen te publiceren. Met inbegrip van (indien van toepassing) doelstellingen voor de reductie van broeikasgasemissie voor 2030 en 2050. 

Via deze nieuwe verplichtingen wordt de bijdrage van bedrijven aan de strijd tegen klimaatverandering geconcretiseerd. De gepubliceerde informatie kan van invloed zijn op commerciële relaties en toegang tot publieke of private financiering.

Niet zonder slag of stoot

Financiële instellingen, zoals banken, moeten volgend jaar gedetailleerde informatie verstrekken over hun duurzaamheidsprestaties in 2024. Dit omvat gegevens over milieu, sociale verantwoordelijkheid en goed bestuur (ESG). Ze moeten deze informatie ook verstrekken over door hen verstrekte leningen en hun beleggingen.

‘De Europese Centrale Bank (ECB) staat toch wel op zijn strepen en spreekt de banken er jaarlijks op aan dat het niet snel genoeg gaat en dat de ESG-risico’s onvoldoende in kaart worden gebracht’, vertelt Van den Berghe. Volgens hem doen zowel kleine als grote banken de nodige inspanningen om zich in regel te zetten. ‘De banken nemen hun verantwoordelijkheid. Ze maken veel middelen vrij voor het duurzaamheidsverhaal en de rapportering. Al de oefeningen over de dubbele materialiteitsanalyse zijn bijvoorbeeld quasi afgerond.’

Dat gaat niet zonder slag op stoot. Zo zijn er heel wat uitdagingen bij het uitwisselen van data, ziet Van den Berghe: ‘Banken zijn afhankelijk van data over de ESG-prestaties van het vastgoed en bedrijven in hun portefeuille. Als die informatie er niet of onvolledig is, dan is het moeilijk. Hoe kun je de energie-efficiëntie van je vastgoedportefeuille in kaart brengen als je geen informatie hebt over de energie-efficiëntie van de woning? Je kunt als bank geen nattevingerwerk doen. We willen samenwerken met de bedrijven, in partnerschap en in dialoog. We moeten het samen doen. Het is een problematiek die multidisciplinair is en alle sectoren overstijgt.’

Transitieplannen

De nieuwe Europese duurzaamheidswetgeving heeft ook impact op de transitieplannen en het klimaatbeleid van banken. De banken moeten zich veel vragen stellen, stelt Van den Berghe. ‘Wat zijn de emissies van bedrijven die ik financier? Wat is de energie-efficiëntie van mijn vastgoedportefeuille? Hoeveel rente-inkomsten haal ik uit financiering van bedrijven in hoogrisicosectoren? 

Die risicobedrijven zijn gevoeliger en in de transitie kan dit een grote impact hebben op mijn inkomstenmodel als bank. Er zijn een aantal KPI’s die verplicht moeten meegenomen worden in zo’n transitieplan. Het moet geïntegreerd worden in het bredere risicobeheer. Het moet onder toezicht van de raad van bestuur staan. Er moet jaarlijks over gerapporteerd worden. Het moet regelmatig geüpdatet worden door de veranderende context.’

Financieringsbeleid 

Ook het financieringsbeleid van banken ondervindt de gevolgen van de duurzaamheidswetgeving. Dat roept volgens Van den Berghe eveneens veel vragen op. ‘De bank financiert overheden, bedrijven en burgers. De bank kan financiering aantrekkelijker, duurder of selectiever maken. Wat gaan de banken financieren en wat niet meer? Bedrijven die klimaatoverwegingen volledig links laten liggen, zullen dat meer en meer gaan voelen in de financieringsvoorwaarden.’

Van den Berghe: ‘De vraag is hoever je de verantwoordelijkheid en de rol van de financiële sector daarin doortrekt. Wie moet beslissen wie snel genoeg in transitie is. Is dat een opdracht voor een financiële instelling of de overheid? We zitten als banken in een wat gewrongen positie.’ 

Dialoog 

Het verdelen van verantwoordelijkheden door de financiële sector en de overheid moeten in goede dialoog gebeuren, meent Van den Berghe. ‘Dat we enerzijds een klimaattransitie doormaken en anderzijds de sociale component niet uit het oog verliezen. De reflex moet steeds meegenomen worden in nieuwe regelgevingen en toezichten.’

‘We willen duurzame bedrijven aantrekkelijker maken en niet-duurzame bedrijven met de vinger wijzen. We willen anderzijds bedrijven en burgers ook niet in de kou laten staan omdat ze niet snel genoeg in transitie zijn. Tegen 2050 moeten we EPC-attest A hebben voor de woningen om te voldoen en te beantwoorden aan de ambities van de klimaatneutraliteit in België. Dan hebben we 400 miljard nodig. Gemiddeld gaat het om een investering van 80.000 euro per woning. Heel veel gezinnen zullen dat nooit kunnen betalen. Wat gaan we doen? Gaan we zeggen dat mensen geen krediet meer kunnen krijgen voor een huis dat niet energiezuinig genoeg is?’

Spanningsveld

Er is volgens Van den Berghe een spanningsveld in de maatschappelijke rol van de financiële sector bij het stimuleren van de klimaattransitie en het inclusieve karakter. ‘Er is een spanningsveld tussen de milieucomponent en de sociale component. Banken worden daar in een moeilijke situatie gezet. Er wordt gevraagd dat ze heel concrete doelen zetten en snel in transitie gaan op het vlak van milieu. De transitie gaat heel wat sociale impact en sociale gevolgen hebben voor bevolkingsgroepen, zoals onder meer zwakkere gezinnen en kleinere bedrijven zoals KMO’s. Die hebben vaak niet de middelen of resources, personeel of expertise om die transitie met dezelfde snelheid te doen.’

‘We moeten zien dat die groep die meer tijd nodig heeft en niet uit de boot valt. Er wordt gesproken over de meerwaarde van diversiteit in het economisch weefsel met grote en kleine bedrijven. Als we die diversiteit zo waarderen moeten we er ook voor zorgen dat we die KMO’s helpen in die transitie.’

Gerelateerde artikelen op Investment Officer:

Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No