Veel adviseurs spelen met de gedachte alleen of met anderen een zelfstandige vermogensbeheerder op te richten. Maar hoe doe je dat precies? Hoeveel geld kost het je en wat zijn de regels?
Advies wordt minder belangrijk bij de grootbanken dus zijn er minder adviseurs nodig. Sommigen spelen daarom met het idee voor zichzelf te beginnen. Anderen missen door de toenemende standaardisering het maatwerk en het echte menselijk contact of denken gewoon een goede niche gevonden te hebben. Zoveel mensen, zoveel wensen.
Hoewel er in de praktijk jaarlijks maar een paar nieuwe zelfstandige vermogensbeheerders bij komen, was de animo groot voor een onlangs door Fondsnieuws en Theodoor Gilissen Services georganiseerde masterclass over het starten van een vermogensbeheerder.
De aanwezigen vragen zich onder meer af met hoeveel mensen je moet zijn om een vermogensbeheerder te beginnen, hoe streng de eis is dat je bestuurservaring moet hebben en wat nu eigenlijk een realistische businesscase is.
Ruimte voor groei
Eén ding hebben ze gemeen. Ze denken dat er ruimte is voor nieuwe toetreders — iets wat directeur Peter Klijn (foto) van Theodoor Gilissen Services bevestigt. ‘Dit is zeker een markt met groeipotentieel.’
De markt voor private banking en vermogensbeheer beslaat volgens hem in totaal zo’n 200 miljard euro. Ongeveer 20 miljard euro hiervan wordt beheerd door zelfstandige vermogensbeheerders. Daar zijn er in Nederland een aantal grote van en een heleboel kleinere. In totaal zijn er naar schatting 150.
Dit aantal is redelijk stabiel; er fuseren of stoppen er ieder jaar een paar en er komen er een paar bij. Toch signaleert Klijn wel degelijk groei en dan met name van de grootbanken vandaan die zich volgens hem meer op ‘efficiency’ richten in plaats van op ‘client intimacy’.
‘Ik zie dat er klanten zijn die dat zat zijn en hun vermogens weghalen en die onderbrengen bij zelfstandige vermogensbeheerders. Ik spreek ook veel starters, die vaak van grootbanken komen.’
Gilissen fungeert net als onder meer BinckBank en SNS Securities als depotbank voor vermogensbeheerders en begeleidt nieuwe toetreders op deze markt.
Wie voor zichzelf wil beginnen, moet volgens Klijn allereerst heel goed bij zichzelf te rade gaan waarom hij dat wil. ‘Wil je dit omdat het ondernemerschap trekt en ben je bereid de risico’s, onzekerheid en kosten die dit met zich meebrengt te dragen? Of ben je misschien alleen niet meer zo tevreden met waar je nu zit?’
Toegevoegde waarde
Daarna moet je volgens hem goed nadenken wat voor dienstverlening je wilt gaan bieden en wat jou daarin uniek maakt. Ook belangrijk is je verdienmodel. ‘Denk na hoeveel vermogen onder beheer je redelijkerwijs wil hebben en hoe je daaraan gaat komen.
De kosten voor het starten van een vermogensbeheerder zijn afhankelijk van de structuur en de omvang van je organisatie, zegt Klijn. Gemiddeld wordt er zomaar 75.000 euro uitgegeven voordat de vergunning daadwerkelijk op de mat valt.
Dit bedrag is opgebouwd uit onder meer kosten voor de vergunningsaanvraag bij de AFM, voor onderzoeken door de toezichthouders, voor adviseurs en voor het opzetten van de organisatie. Behalve geld kost starten ook veel tijd.
Vergunning
Advocaat financieel recht Frank ’t Hart van Hart advocaten belichtte de wet- en regelgeving waar je als beginnende vermogensbeheerder mee te maken krijgt. Hij wees er om te beginnen op dat de grens voor de Wet financieel toezicht (Wft) is dat je zonder vergunning advies mag geven over de assetallocatie, maar dat zodra je ook gaat adviseren over de instrumenten of fondsen waarmee de portefeuille vervolgens ingevuld kan worden er een vergunning nodig is.
Naast de ‘gewone’ vergunning bestaat er ook een ‘lichtere’ vergunning, het zogenoemde nationaal regime. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt door financieel planners die ook beleggingsadvies willen geven. Hiermee mag je alleen advies geven en geen beheer voeren en alleen met bepaalde fondsen werken. Volgens ‘t Hart is het echter nog niet zeker of dit regime ook blijft bestaan onder de Mifid II-richtlijn waaraan gewerkt wordt in Brussel.
Om een vergunning te krijgen, moet je minimaal met z’n tweeën zijn, zegt hij. Wat vanuit de zaal de opmerking uitlokt dat het nog niet meevalt een compagnon te vinden met dezelfde visie en ambities als jijzelf.
Geschikt en betrouwbaar
Beide bestuurders moeten vervolgens geschikt en betrouwbaar zijn. ‘Betrouwbaar wil zeggen dat u integer bent en geen misdragingen op uw naam heeft staan’, zegt ’t Hart. ‘Om te kijken of u geschikt bent, wordt er een geschiktheidstoets afgenomen, waarbij onder meer gekeken wordt naar uw opleiding, werkervaring en competenties.’
Dit alles wordt volgens de advocaat echter proportioneel getoetst, wat wil zeggen dat er bij oprichting van een kleine organisatie minder strenge eisen worden gesteld aan de bestuurders dan aan die van een grote bank. Als beleidsbepaler moet je ook ervaring hebben als leidinggevende, maar ook hier wordt volgens de jurist minder zwaar aan getild bij een organisatie van twee mensen.
De vakbekwaamheidseisen worden wel steeds zwaarder, waarschuwt ‘t Hart. Ook kijkt de toezichthouder of er sprake is van een integere en beheerste bedrijfsvoering, wat zoveel betekent dat belangenverstrengeling moet worden voorkomen.
Bij het vaststellen van het beleggingsbeleid is het handig goed te kijken naar de Handreiking beleggingsbeleid van de NVB, DSI en VV&A. ‘Hier staat in dat je moet beschrijven wat je aanbod precies is, wat je visie is en op welke zogenoemde ‘investment beliefs’ je aanpak gebaseerd wordt en hoe je die vervolgens met de capaciteit die je hebt gaat waarmaken’.
Bij dit alles is het volgens ’t Hart verstandig een duidelijke focus aan te brengen en geen warenhuis te worden dat alles aanbiedt. ‘Een goede focus komt de toegevoegde waarde van een kleine vermogensbeheerder ten goede.’
Dit artikel is gepubliceerd in het Fondsnieuws-magazine van 25 november.